1)zwak is uw hart
Of, flauw, week, mat; te weten vermoeid en overarbeid zijnde, door die onverzadelijke hoerachtige begeerlijkheid.
 
2)heersende hoerachtige vrouw!
Dat is, die niet alleen ene hoer is, maar in de hoererij zo overdadig, dartel en moedwillig, dat zij de meesteresse boven allen is.
 
3)verwelfsel bouwt
Zie boven Ezech. 16:24.
 
4)aan het hoofd van iederen weg,
Zie boven Ezech. 16:25.
 
5)een hoer,
Dewijl zij geen loon begeert, maar toegeeft. Zie Ezech. 16:33,34.
 
6)overspelige vrouw,
Te weten die andere mannen tot zich lokt, zonder enig loon te begeren.
 
7)haar man
Die God zelf is, Hos. 2:19; 2 Cor. 11:2.
 
8)vreemden aan.
Te weten boelen en hoereerders; dat is, vreemde en valse goden; Ps. 44:21; Jer. 2:25, en Jer. 3:13.
 
9)Men geeft loon aan alle hoeren;
Hebreeuws, zij geven; te weten de hoereerders.
 
10)uw loon
Te weten zowel in het bekomen en verkrijgen van de vreemde goden en de wijze om die te dienen, als om afgodische verbonden met de heidenen te maken.
 
11)boelen,
Hebreeuws, liefhebbers, of minnaars; alzo in het volgende.
 
12)van rondom
Dat is, van alle steden en landen.
 
13)zouden ingaan
Zie van deze manier van spreken Gen. 6:4.
 
14)om uw hoererijen.
Dat is, om met u hoererij te bedrijven.
 
15)het tegendeel
Hebreeuws, omkering.
 
16)van de vrouwen,
Te weten die onkuis zijn en haar lichaam gemeen maken. Want zij begeren hoerenloon te ontvangen en niet te geven.
 
17)dewijl men u niet naloopt,
Hebreeuws, achter u om werd niet gehoereerd; dat is, dewijl u niemand vervolgt of naloopt om met u hoererij te bedrijven.
 
18)vergif uitgestort is,
Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk koper, koperroest, kopergroen, Spaansgroen, hetwelk vergiftig is, en wordt hier bij gelijkenis genomen voor den vuilen vloed, die ene hoer met veel hoereren krijgt aan haar lichaam. Waarmede te verstaan gegeven wordt hoe vuil en schandelijk de afgoderij voor God is. Naar anderer gevoelen wijst het woord op de onverzadelijke begeerlijkheid der hoeren; zie van het Hebreeuwse woord onder Ezech. 24:11. Dit vertalen anderen vuiligheid, lelijkheid, schamelheid, of fielterij.
 
19)uw boelen ontdekt is,
Hier wordt verhaald tweeërlei geestelijke hoererij; de eerste met vreemde volken door ongeoorloofde verbonden, als daar waren de Assyriërs, Egyptenaars en Babyloniërs; de andere met de afgoden door valse godsdiensten.
 
20)uwer gruwelen,
De afgoden worden zo genoemd omdat in hun afgodsdienst vele gruwelen geschieden.
 
21)bloed uwe kinderen,
Hebreeuws, de bloeden; dat is, doodslagen, zie Gen. 4:10, waardoor gij uwe kinderen wredelijk vermoord hebt, den afgoden ter ere. Zie boven Ezech. 16:20,21. Anders: bij, of omtrent het bloed van uwe kinderen, enz.; dat is, als gij uwe kinderen vermoord hebt.
 
22)boelen vergaderen,
Uit hetwelk het heirleger der Babyloniërs bestond.
 
23)vermengd zijt geweest,
Te weten in geestelijke afgoderij, zowel der goddeloze verbonden als der valse godsdiensten. Anders: wellust of vermaak genomen, of gedreven hebt, of wellustig geweest zijt, of het zoet gehad hebt.
 
24)uw naaktheid ontdekken,
Of, uwe schaamte. Dit betekent de snoodste en laagste schande, die men iemand zou mogen voor de mensen aandoen. Vergelijk 2 Sam. 10:4; Jes. 20:4, en Jes. 47:3; Jer. 13:22,26; Nah. 3:5.
 
25)de rechten der overspeelsters
Zie van deze rechten Lev. 20:10; Deut. 22:22.
 
26)der bloedvergietsters richten;
Zie Gen. 9:6; Exod. 21:12; Matth. 26:52; Openb. 13:10.
 
27)het bloed der grimmigheid
Dat is, den dood, die voortkomen zal uit mijn grimmigheid en ijver.
 
28)ijvers.
Zie boven Ezech. 4:13.
 
29)sierlijke juwelen nemen,
Hebreeuws, vaten of gereedschappen van uw sieraad, of uwer heerlijkheid.
 
30)met vuur verbranden,
Deze straf is hier misschien ook vermeld ten aanzien van de zonde van overspel, die alzo door enige oude wetten is gestraft geweest. Vergelijk Gen. 38:24; Lev. 21:9; Jer. 29:22,23; onder Ezech. 23:45,47. Zie deze verbranding vervuld, 2 Kon. 25, en 2 Kron. 36, en Jer. 52.
 
31)vrouwen ogen;
Dat is, volken. Alzo is het Joodse volk in dezen gehelen handel voorgesteld onder den naam van een overspelige vrouw. Zo worden ook door dochters in de Heilige Schrift volken verstaan. Zie boven Ezech. 16:27. Hier nu wordt gesproken van de omliggende volken, wien de Joden in hunnen ondergang tot een openbaar voorbeeld van Gods wraak, ja velen tot een spot geworden zijn. Zie Ps. 137:7; Klaagl. 1:8,21, en Klaagl. 2:15,16, onder Ezech. 25:3, enz., en Ezech. 26:2, enz.
 
32)Mijn grimmigheid op u doen rusten,
Zie boven Ezech. 5:13.
 
33)Mijn ijver zal van u afwijken;
Te weten, nadat Ik al mijn schrikkelijke oordelen tegen u zal uitgevoerd hebben, zulks dat Ik mij daarmede tevreden houden zal zonder mij over uwe snoodheid meer te storen. God spreekt van zichzelven menselijkerwijze.
 
34)aan de dagen uwer jonkheid,
Dat is, aan uwe eerste ellende en mijne weldadigheid daarin tegen u. Zie boven Ezech. 16:4, enz.
 
35)tot beroering geweest zijt met dit alles,
Te weten tot toorn. Alzo is dit woord voor toornige beroering genomen, Gen. 45:24; Spreuk. 29:9. Zie de aantekening.
 
36)uw weg op uw hoofd geven,
Zie boven Ezech. 9:10.
 
37)die schandelijke
Versta, de vergeting van hare jonkheid, waarvan in het begin van Ezech. 16:43 gemeld is. Anders, de vermoording van hare kinderen, waarvan zie boven Ezech. 16:20,21. Sommigen nemen het Hebreeuwse woord in het goede, en vertalen deze woorden aldus: en gij hebt niet een gedachte gemaakt, of gehad; dat is niet eens gedacht aan al uwe gruwelen.
 
38)gruwelen.
Dat is, gruwelijke afgoderijen.
 
39)spreekwoord gebruiken,
Zie boven Ezech. 12:22.
 
40)Zo de moeder is, is haar dochter.
Dat is de dochter volgt zeer dikwijls den aard en de zeden hare moeder.
 
41)Gij zijt de dochter uwer moeder,
Dat is, gij aardt naar haar en zijt haar in manieren en werken gelijk.
 
42)van haar man en van haar kinderen;
Dat is, van God, dien zij door de afgoderij verliet, en van haar eigen zonen en dochters, die zij den afgoden ter ere vermoordde.
 
43)uwer zusteren,
Genaamd Samaria en Sodom in Ezech. 16:46. Hebreeuws, zuster; dat is, van elke uwer zusters, alzo in het volgende.
 
44)uw moeder was een Hethietische,
Zie boven Ezech. 16:3.
 
45)grote zuster nu is Samaria,
Samaria, waardoor de tien stammen verstaan zijn, wordt Jeruzalems grote zuster genaamd, omdat haar koninkrijk meerder was dan het koninkrijk van Juda, alzo Sodom haar kleine zuster, omdat haar koninkrijk minder was.
 
46)dochteren,
Het woord dochters betekent wel dikwijls de onderhorige plaatsen der grote steden, [zie 2 Kon. 19:21], maar hier kan men het verstaan van de inwoners dezer steden en landen.
 
47)aan uw linkerhand;
Dat is, noordwaarts van u. Want die in Jeruzalem waren, staande met het aangezicht naar het oosten, hadden Samaria aan de linkerhand; dat is benoorden, en Sodom aan de rechterhand, dat is bezuiden.
 
48)hebt in haar wegen niet gewandeld,
Dat is, hare zonden zijn nog bij de uwe, die veel meerder en gruwelijker zijn, niet te vergelijken.
 
49)het was wat gerings,
Te weten niets anders te zondigen dan die van Samaria en Sodom gezondigd hadden.
 
50)een verdriet;
Te weten dat gij niet meer zoudt doen dan zij gedaan hebben.
 
51)meer verdorven dan zij,
Dat is, erger gemaakt en goddelozer geleefd. Alzo is het woord verderven, of verdorven maken genomen. Deut. 31:29; Richt. 2:19. Anders noemt dit de Heilige Schriftuur, zijnen weg verderven, Gen. 6:12; zijne handelingen, of werken verderven, Zef. 3:7.
 
52)wegen.
Dat is, werken.
 
53)uw dochteren!
Een afgebroken reden, in het eedzweren gebruikelijk.
 
54)zatheid van brood
Versta al de zonden, welke uit den overvloed van lichamelijke nooddruft plegen in den goddeloze voort te komen, alzo in het volgende: gerust voor het kwaad, dat daaruit komt.
 
55)stille gerustheid
Of, gerust stilheid. Anders: overvloedige ledigheid.
 
56)gruwelijkheid
Zie hiervan Gen. 13:13, en Gen. 18:20, en Gen. 19:5.
 
57)voor Mijn aangezicht;
Zie Gen. 6:11.
 
58)nadat Ik het gezien had.
Te weten hoe gruwelijk zij leefden. Vergelijk Gen. 18:21, en de aantekening. Het is menselijkerwijze van God gesproken.
 
59)niet gezondigd;
Te weten om uwe ondankbaarheid, waardoor gij de weldadigheid, die van mij aan u veel meer dan aan Samaria geweest is, smadelijk verworpen hebt; en om uwe zorgeloosheid, waardoor gij de straffen, die Ik over Samaria gezonden heb, u tot een voorbeeld en waarschuwing, hebt in den wind geslagen.
 
60)gerechtvaardigd door al uw gruwelen,
Dat is, verklaard vromer te zijn dan gij, omdat zij zo gruwelijk niet gezondigd hebben. Vergelijk Jer. 3:11.
 
61)zusteren
Hebreeuws, zuster. Zie boven Ezech. 16:45.
 
62)geoordeeld hebt
Dat is, gerechtvaardigd en vromer dan uzelven gesproken hebt, gelijk in Ezech. 16:51. Anders: die uwe zuster, te weten Samaria, veroordeeld hebt, verklarende dat zij om haar afval rechtvaardig van God gestraft en verlaten was. Anders: gij die uwe zusters geoordeeld hebt, draag ook uwe schande om uwe zonden, enz.
 
63)zusters gerechtvaardigd hebt.
Hebreeuws, zuster. Zie boven Ezech. 16:45.
 
64)gevangenen wederbrengen zal,
Hebreeuws, gevangenis, alzo in het volgende. Zie Num. 31:12.
 
65)gevangenen van Samaria
Het woord gevangenis wordt genomen voor allerlei plagen en straffen, die den mens overkomen. Zie Job 42:10 en de aantekening.
 
66)dan zal Ik wederbrengen
Dat is, nimmermeer. Want Sodom en Samaria waren gans uitgeroeid zonder enige hoop van in haar vorigen staat hersteld te worden; alzo in Ezech. 16:55. Versta dit met uitneming van degenen, die God uit genade verkoren had, tot een heilig zaad en een overblijfsel zijner kerk, van welke zie onder Ezech. 16:60.
 
67)haar
Te weten Sodom en Samaria.
 
68)troosten zult.
Dat is, in hare plagen, die zij ontvangen hebben, verlichten, als zij zullen inzien dat gelijke zonden gelijke plagen krijgen. Vergelijk boven Ezech. 14:22.
 
69)is in uw mond niet gehoord geweest,
Hebreeuws, is niet tot een gehoor of gerucht geweest in uwen mond; dat is, gij hebt kwalijk enig gewag gemaakt van het vreselijk exempel mijner wraak, die Ik over de Sodomieten uitgestort heb, ten einde gij met vermijding van gelijke zonden, gelijke straffen zoudt mogen ontgaan.
 
70)uws groten hoogmoeds,
Hebreeuws, uwer hoogmoeden; dat is, als gij zeer hoogmoedig zijt geweest, te weten als gij met grote hovaardigheid en stoutmoedigheid alle waarschuwingen mijner profeten versmaad hebt en in uwe gruwelen voortgegaan zijt. Anders, uwer heerlijkheden, of overtreffelijkheden; dat is, als gij in uw hoogsten welstand, weelde en waardigheid waart. Het Hebreeuwse woord wordt in het kwade voor hoogmoed, of hovaardij genomen, Lev. 26:19; Job 35:12; boven Ezech. 7:24; in het goede voor heerlijkheid, overtreffelijkheid, hoogheid, Exod. 15:7; Job 40:5; Ps. 47:5.
 
71)ontdekt was.
Te weten door mijne straffen, die Ik over u gezonden heb. Anders zijn de zonden van Gods volk door de predikatie en vermaningen der profeten altijd ontdekt geweest.
 
72)der versmading van de dochteren van Syrie,
Dat is, waardoor gij van de Syriërs zijt versmaad geweest, als zij uw land afliepen en plunderden; 2 Kon. 16:5,6; 2 Kron. 28:5,6.
 
73)datzelve waren,
Te weten land van Syrië.
 
74)de dochteren der Filistijnen,
Dat is, de Filistijnen; zie 2 Kron. 28:18.
 
75)verachten
Versta, de verachting, die recht tevoren versmading is genaamd geweest. Anders: beroofden en plunderden. Want het Hebreeuwse woord betekent naar veler gevoelen niet alleen verachten, maar ook beroven.
 
76)van rondom,
Dat is, van alle zijden.
 
77)uw schandelijke daden
Hebreeuws, schandelijke daad, schandelijkheid; dat is, straffen derzelve, waardoor uwe boosheid is begonnen ontdekt te worden.
 
78)Ik zal u ook doen,
Dat is, gelijk gij het verbond gebroken hebt, alzo heb Ik nu ook de vrijheid hetzelfde te doen.
 
79)eed veracht hebt,
Te weten waardoor gij gezworen en u vervloekt hebt, indien gij het verbond, dat Ik met u gemaakt hebt, kwaamt te breken; Deut. 27:15, enz. Vergelijk Neh. 10:29, en de aantekening.
 
80)verbond.
Gemaakt op den berg Sinaï.
 
81)gedachtig wezen aan Mijn verbond
Zie Gen. 8:1.
 
82)met u,
Dat is, dat Ik met u gemaakt heb ten tijde van Abraham, Izak en Jakob. Want met dezen en hunne nakomelingen had God een verbond der genade opgericht, steunende op de verdiensten van den toekomenden Messias; Gen. 17:2.
 
83)eeuwig verbond oprichten.
Te weten hangende van het voorgaande verbond der genade en ene vernieuwing daarvan zijnde, en mede openstaande voor alle heidenen, die in Christus geloven zouden.
 
84)gij uwer wegen gedenken
Namelijk, o Jeruzalem en Juda.
 
85)uw zusteren,
Versta, degenen die uit de Israëlieten, of de tien stammen, en uit de volken, zo grote, zo kleine, in den Messias geloven, en zich tot de ware kennis van God bekeren zouden.
 
86)aannemen zult;
Dat is, ontvangen tot de gemeenschap der kerk.
 
87)tot dochteren,
Te weten als uit u geboren door de prediking van het heilig Evangelie.
 
88)uw verbond.
Te weten het verbond der wet, dat Ik met u gemaakt heb, alsof gij dat wel onderhouden hadt; maar uit mijn genadeverbond, hetwelk ook mijnen uitverkorenen uit de heidenen aangaat.
 
89)verbond
Versta het verbond der genade, en vergelijk Jer. 31:32.
 
90)oprichten,
Of bevestigen.
 
91)niet meer uw mond opent
Hebreeuws, niet meer opening des monds hebt; dat is, opdat gij niet meer de stoutheid noch de stof hebt om u te ontschuldigen en uwe zonden te verschonen. Deze manier van spreken in het goede genomen, is zoveel als de vrijmoedigheid en stof te hebben om iets klaarlijk uit te spreken; zie onder Ezech. 29:21; Ef. 6:19.
 
92)voor u verzoening doen zal
Dat is, u met mij verzoenen zal; alzo 2 Kron. 30:18. Of, genadig zijn zal; Deut. 21:8. Zie de aantekening.