1) | opperzangmeester. |
|
Zie Ps. 4:1.
|
|
2) | in mijn |
|
Dat is, terwijl ik klaag, of aandachtig bid en kerm.
|
|
|
|
3) | vijands |
|
Dat is, dien de vijand met zijn vervolgen mij aandoet.
|
|
|
|
4) | oproerigheid |
|
Of, geraas, rumoerig rotten. Zie van het Hebr. woord Ps. 2:1.
|
|
5) | aanleggen |
|
Hebr. treden; dat is spannen, gelijk men den voetboog treedt als men dien wil spannen en pijlen daarop leggen; alzo boven Ps. 58:8, enz. Of, zij hebben gespannen; een bitter woord is hun pijl.
|
|
6) | haastig |
|
Dat is, onvoorziens; alzo Ps. 64:8.
|
|
7) | vrezen |
|
Schromen of ontzien God noch mensen.
|
|
8) | allerlei |
|
Hebr. schalkheden, of onrechtvaardige, slimme, verkeerde trekken; dat is, zij bedenken met alle vlijt en scherpzinnigheid allerlei boze vonden, om heun goddeloos voornemen onder een schijn uit te voeren.
|
|
9) | ten uiterste |
|
Hebr. zij voltrekken een doorzochte doorzoeking, of, een onderzoek dat te onderzoeken is. Verg. Ps. 137:8; alles [wil hij zeggen] doorsnuffelen, beproeven en ondervinden zij, of het dus of zo best zou mogen gelukken. Anders: wij worden verteerd [door hunne] doorzochte doorzoeking; [dat is, arglistige praktijken] zo diep is het binnenste eens mans en het hart.
|
|
10) | hunne |
|
Hij spreekt door den profetischen Geest van het toekomende, alsof het al geschied en voor ogen ware.
|
|
|
|
11) | tong |
|
Waarmede zij zo gruwelijk en bitterlijk tegen God, mij en alle vromen gezondigd hebben; dat is, hun eigen woorden zullen hen vangen en verstrikken, ja zij zullen zichzelven onder elkander met hun lasterlijke tongen verdriet aandoen en ten val brengen.
|
|
12) | zal hen |
|
Hebr. zal hem; dat is, een ieder van hen, hen altemaal.
|
|
13) | een ieder, |
|
Anders, zij zullen omdolen, een ieder zal op hen zien, of aan hen zien; tw eten, Gods rechtvaardig oordeel, gelijk Ps. 59:11, enz.
|
|
14) | zich |
|
Die hun tevoren was toegedaan, zal dan met hen niet meer te doen willen hebben. Hebr. zullen wegzwerven, of wegvluchten, in het getal van velen, alzo in het volgende Ps. 64:10.
|
|
15) | alle |
|
Dat is, vele personene van allerlei stand. Hebr. allen, of een ieder mens, zullen vrezen.
|
|
16) | oprechten |
|
Hebr. rechte, of richtige van hart. Zie Ps. 7:11.
|
|