1) | uit den tempel, |
|
Namelijk van den hemel, gelijk in het Openb.:5, en Openb. 16:17 wordt uitgedrukt; waardoor de troon Gods in den hemel wordt verstaan, gelijk daar is verklaard. Want hoewel deze fiolen den zeven engelen reeds in Openb. 15 waren gegeven, zo gaan zij tot de uitvoering van deze macht niet voort, dan nieuwen last daartoe hebbende ontvangen. Zie Ps. 103:20.
|
|
2) | op de aarde. |
|
In het vervolg blijkt, dat alleen de eerste engel zijn fiool op de aarde heeft uitgegoten. Doch dewijl de plagen van de zes anderen fiolen ook eindelijk over de mensen, die op aarde wonen, zijn gekomen, hoewel zij eerst op andere lichamen en elementen zijn uitgestort, zo worden zij ook met recht gezegd op de aarde of aardse mensen uitgegoten te zijn, wien God alle elementen tot vijanden maakt.
|
|
3) | de eerste ging |
|
Dat door deze engelen de werktuigen Gods worden verstaan, waardoor de antichrist met zijn gehele heerschappij in verschillende tijden en met verscheidene trappen, is geplaagd of gestraft, blijkt genoeg uit het gehele oogmerk van Openb. 16 en uitdrukkelijk uit Openb. 16:2,6,10. Dan, of deze de hemelse geesten zelf zijn geweest, of andere die onder hun beleid daartoe in de wereld door God zijn verwekt, zal uit het verklaren van elke fiool het best blijken.
|
|
4) | goot zijn fiool |
|
Al deze volgende plagen komen zeer wel overeen met de plagen, die God door Mozes en Aäron, op den koning Farao en zijn volk, toen hij de Israëlieten uit Egypte wilde verlossen, heeft doen komen; gelijk uit de vergelijking met Exod. 7,8,9,10 is te merken, uitgenomen de plaag in de vierde fiool Openb. 16:8 begrepen, waardoor God Achab en de zijnen, die de profeten ook doodden, en Gods volk vervolgden, onder Elia heeft gestraft; zie 1 Kon. 17,18. Of nu deze plagen naar de letter, of in geestelijken zin moeten verstaan worden, is niet enerlei gevoelen; en zulks is te duisterder, omdat een deel daarvan nog niet uitgestort, maar nog toekomende is; gelijk daaruit blijkt, dat deze plagen hiervoor, Openb. 15:1, uitdrukkelijk worden genoemd de zeven laatste plagen, en dat in Openb. 16 door dezelfde plagen degenen worden gestraft, die het merkteken van het beest en het grote Babylon eindelijk door deze worden uitgeroeid; van welke uitroeiing in Openb. 17,18 een nader verhaal zal volgen, hetwelk grotendeels nog moet vervuld worden. De uitgang dan zal enige dingen hiervan nog nader ontdekken. Daartussen zal, hetgeen nu waarschijnlijkst is, op elke fiool kortelijk aangetekend, worden.
|
|
5) | op de aarde; |
|
Het rijk van den antichrist wordt doorgaans in deze openbaring als een wereld gezien, waarin aarde, zee, rivieren, lucht, zon, sterren, enz., zijn; en dat vanwege zijn gestalte en de macht die de antichrist zichzelf over hemel, aarde, zee enz., toeschrijft. Het eerste deel dan van deze antichristische wereld, is de aarde, waardoor hier, gelijk elders in dit boek, de aardse mensen in het algemeen worden verstaan, die aardse en afgodische godsdiensten toegedaan zijn, en deze hardnekkig voorstaan; waarover deze eerste fiool, naar het gevoelen van velen, wordt gezegd uitgegoten te zijn, toen het antichristische rijk is begonnen afbreuk te lijden, als door de vernieuwing van de prediking van het eeuwige Evangelie, in verscheidene plaatsen van Europa, door Waldus, Wiclef, Johannes Hus, Hieronymus van Praag, en hun gelijken, de mensen van deze antichristische wereld, en de aanbidders van het beest, in plaats dat zij zich hadden behoren te bekeren, door Gods rechtvaardig oordeel in een verkeerden zin zijn overgegeven, en met haat en nijd, als door een boos gezweer in hun gemoed zijn ontstoken en gekweld, zo dat zij noch zichzelf, nog anderen enige rust hebben kunnen geven, totdat zij het Evangelie weder zoveel hun mogelijk was hebben gedempt of verduisterd. Hoewel enigen ook daar bijvoegen, dat tot een bijzondere straf van deze afgodische mensen en vervolgers van Gods volk, nu omtrent 140 jaar geleden, enige verborgene ziekten en verzweringen, in de landen, den antichrist allernaast gelegen, zijn begonnen te heersen, die vandaar voortgegaan zijn in andere delen van Europa, inzonderheid tegen degenen, die in hun gedwongen ongehuwden staat vele onreinheden hebben bedreven, die voor de wereld ook schandelijk zijn te zeggen; met welker gelijke God ook den Filistijn heeft geplaagd, als zij de ark des verbonds bij zich gevangen hielden; 1 Sam. 5:6, enz.
|
|
6) | het merkteken van |
|
Zie hiervan en van het volgende, de verklaring op Openb. 13:14.
|
|
7) | in de zee, |
|
Door deze zee worden verstaan de velerlei volken en koninkrijken, die het rijk van den antichrist als een zee omringden, gelijk de engel hierna zelf verklaart, Openb. 17:15; welke hier ten aanzien van de aanbidders van het beest, wordt gezegd in bloed veranderd te zijn, toen na de tijden van Luther, gehele provinciën, koninkrijken en volken, die rondom lagen, hem zijn afgevallen; zo dat de vissen of inwoners van dit zijn aardse rijk in deze niet langer vrij konden leven, of hun bijgelovigheden plegen. Waarbij ook veel van hun bloed is gestort, en dagelijks nog gestort wordt, tot ene rechtvaardige wederwraak van het veelvuldig bloed, dat onder zijn heerschappij door de aanbidders van dit beeld van het beest ook gestort is; gelijk Gods rechtvaardigheid daarover hierna Openb. 16:6 wordt geprezen. Anderen verstaan hierdoor de decreten en besluiten van hun laatste kerkvergaderingen, en inzonderheid van Trente, hetwelk enige jaren heeft geduurd, en waartoe uit alle delen van Europa de geestelijke en wereldlijke dienaars van het beest zijn toegevloeid; welke daarom in bloed worden gezegd veranderd te zijn, omdat daarin de valse en afgodische leer is bevestigd, die de mensen noodzakelijk ter dood brengt, zo zij die aannemen, aangezien geen afgodendienaar kan zalig worden, 1 Cor. 6:10, en die uit de werken der wet willen gerechtvaardigd zijn, van Christus' genade zijn vervallen; Gal. 5:4.
|
|
8) | in de rivieren |
|
Hierdoor verstaan enigen de verkering en vervalsing van Gods woord, hetwelk bij klare waterfonteinen en rivieren in de heilige Schrift wordt vergeleken. En zo zou hierdoor een kracht der dwaling en geestelijke blindheid over hen door Gods rechtvaardig oordeel worden betekend. Doch daar dit lang tevoren is begonnen, en hier van de laatste plagen wordt gesproken, waardoor het rijk van den antichrist afbreuk heeft geleden, en eindelijk te gronde zal gaan; zo wordt het door anderen wel zo geschikt verstaan van hun geestelijke rechtbank, hoven, verenigingen, vergaderingen, gezelschappen, scholen en dergelijke, die de antichrist in alle landen van zijn rijk heeft opgericht, en als rivieren verdeeld om zijn stoel en zijn rijk daarmee te bevestigen, die ook in bloed zijn veranderd, toen die in deze Gereformeerde koninkrijken en landen uitgeroeid zijn en verboden zo dat niemand daarin kon blijven, of zijn bijgelovigheden verder gebruiken; welke dingen, gelijk zij in sommige plaatsen reeds geschied zijn, ook in het toekomende meer en meer zullen geschieden, wanneer de andere koningen hunne macht het beest zullen onttrekken, gelijk hierna Openb. 17:16, worden voorzegd.
|
|
9) | den engel der |
|
Dat is, die de fiolen over de rivieren en waterfonteinen had uitgegoten, gelijk hiervoor, Openb. 14:18, de engel des vuurs wordt genoemd, die de macht over het vuur had ontvangen, om de goddelozen te straffen.
|
|
10) | en Die zijn zal, |
|
Anders lezen: en de heilige.
|
|
11) | zo hebt Gij |
|
Dat is, gij hebt hen in hun eigen bloed ook laten vergaan. Waaruit blijkt dat deze twee fiolen van zulk een rechtvaardige wederwraak en vergieten van hun bloed moeten genomen worden.
|
|
12) | de vierde |
|
Door de uitstorting van deze fiool in de zon, en verhitting der mensen door deze, verstaan enigen zeer grote hitte, droogten en onvruchtbaarheden, mitsgaders hongersnoden en sterften, die daarop plegen te volgen, gelijk ten tijde van Elia onder de Israëlieten is geschied, welke op de landen en rijken het beest toegedaan, nog op bijzondere wijze in toekomende tijden zullen worden gezonden. Doch dewijl zulke straffen zelden in een land de overhand nemen, of het anderen mededeelt, en deze plagen eigenlijk den aanbidders van het beest worden gedreigd, zo verstaan het anderen voor het licht van het heilige Evangelie, waarop deze fiool wordt uitgegoten, om het meerder kracht te geven tot overtuiging en ontsteking van de harten der mensen, waardoor er nog meer tot bekering zullen worden gebracht, ook zelfs de Joden met hopen Christus zullen aannemen, Rom. 11:25,26, en de andere hardnekkige aanbidders van het beeld des beests tot meerdere spijt en lastering zullen worden verwekt, omdat zij zullen zien dat hun rijk daardoor eindelijk tot ondergang zal worden gebracht. Waarover zij zelf den naam Gods zullen lasteren, als zij de heilige Schrift van duisterheid, onvolmaaktheid en onzekerheid zullen beschuldigen, en deze een fundament van alle ketterijen durven noemen.
|
|
13) | om Hem heerlijkheid |
|
Namelijk in het bekennen van zijn rechtvaardigheid en aannemen van zijn barmhartigheid en genade, die hun wordt aangeboden.
|
|
14) | op den troon |
|
Vele uitleggers verstaan hierdoor de stad Rome, waar eigenlijk de troon van den antichrist is, waaruit hij over andere landen zijn geestelijke heerschappij voert, welke troon door zulke werktuigen, als God daartoe zal verwekken, vernietigd zal worden, die den antichrist zelf met zijn kerkeraad en aanhang ook zullen verjagen, waardoor zijn rijk zeer zal afnemen, en zijn luister in de wereld verduisteren, totdat hij eindelijk door den geest van den mond van Christus geheel zal te niet gedaan worden.
|
|
15) | zij kauwden hun |
|
Namelijk van spijt en verdriet, dat hun zulks was overkomen, daar zij zichzelf een rijk zonder einde ingebeeld hadden.
|
|
16) | van hun werken. |
|
Dat is, bijgelovigheden, afgoderijen en lasteringen.
|
|
17) | op de grote |
|
Hierdoor verstaan sommigen de eigenlijk genoemde rivier Eufraat, aan welker beide zijden de Turken en Perzen, en dergelijke natiën tegen het Oosten hun gebied hebben, gelijk Openb. 9:14 aantekend is, welke zich nog zouden verenigen met elkander en den stoel van den antichrist innemen. Anderen verstaan door deze rivier Eufraat bij gelijkenis al de inkomsten, die de antichrist uit de gehele Christenheid trekt, waardoor zijn stoel wordt verrijkt, en hij zich en zijn troon tegen alle ander geweld beschermt, welke door de christen-prinsen eens geheel geschorst en uitgedroogd zijnde, gelijk reeds is begonnen, hem zullen onmachtig maken om zichzelf staande te houden; welke prinsen hier worden gezegd van den opgang der zon te komen, omdat zij van Christus, die de opgang is uit de hoogte, daartoe zullen verwekt worden, gelijk het oude Babylon door de rivier Eufraat tevoren beschermd en verrijkt zijnde, door Cyrus uitgedroogd is, en den weg heeft geopend tot overval en inneming der stad en de uitroeiïng van hun rijk; gelijk Jer. 51:31, enz. is voorzegd, en Dan. 5:30 vervuld.
|
|
18) | uit den mond des valsen |
|
Van den draak en van de twee beesten is voor dezen gesproken, waarbij het beeld van het beest tevoren ook is gevoegd, in welke plaats van het tweede beest hier de valse profeet wordt gesteld. Waaruit blijkt, dat deze valse profeet ook het beeld van het beest is, dat is de antichrist, met zijn gehele rijk, voorzover hij de valse leer door zichzelf, en zijne dienaars voorstaat, en al zijn geestelijke prelaten, kerkeraden, hoven, verenigingen, kerkvergaderingen en personen daartoe gebruikt, om deze valse leer te verbreiden, gelijk in het Openb. 17 zal blijken. Door deze dan worden gezamenlijk deze onreine geesten gezonden, omdat zij al hun listigheid en aanzien tezamen brengen, en tezamen spannen om Gods Kerk en Zijn waarheid uit te roeien; en als uit één mond hierin spreken, en door één geest worden gedreven.
|
|
19) | drie onreine geesten |
|
Hierdoor worden verstaan de velerlei gezanten, pauselijke afgezanten en andere geestelijke dienaars van den antichrist, die door de wereld worden uitgezonden, om prinsen, koningen en volken het antichristische rijk te onderwerpen, vol van bedriegelijkheid en schijnheiligheid, die de apostel, 2 Thess. 2:11, noemt een kracht der dwaling, welke ook van wonderen roemen, die de apostel daar noemt mirakelen der leugens, gelijk de gehele wereld bekend is.
|
|
20) | den vorsen gelijk; |
|
Namelijk die in het onreine water leven, en altijd enerlei geroep houden.
|
|
21) | de koningen |
|
Namelijk die het antichristische rijk nog zijn toegedaan, gelijk het woord aarde en wereld hier doorgaans wordt genomen.
|
|
22) | der gehele wereld, |
|
Dat is, die zij door de gehele wereld nog zoeken onder zich te brengen, gelijk in alle landen der wereld, zelfs de barbaarse in Oosten en Westen dagelijks geschiedt.
|
|
23) | om die te vergaderen |
|
Hoewel dit ook dagelijks geschiedt, dat deze onreine geesten door hun dagelijks geroep alle koningen en volken tegen de goede Christenen, die zij met allerlei stem verdoemde ketters noemen, zoeken op te maken, zo wordt nochtans in deze fiool eigenlijk gezien op het uiterste geweld, dat de antichrist nog zal gebruiken vóór zijn laatsten ondergang; waarvan in de volgende fiool wordt gesproken, wanneer hij door de wereld, niet alleen de volken, die den naam van Christenen voeren, maar ook vele barbaarse en vreemde natiën zal zoeken bijeen te brengen, om de gemeente van Christus uit te roeien, en zijn stoel weder op te richten.
|
|
24) | van dien groten dag |
|
Namelijk waarop God op buitengewone wijze Zijn oordelen tegen deze gehele macht zal uitvoeren, waarvan hierna Openb. 19:19, en Openb. 20:8, nader zal worden gehandeld.
|
|
25) | Ziet, Ik kom |
|
Dit wordt hierbij gevoegd om een ieder te waarschuwen, dat hij op zijn hoede is, daar in dien dag alles een einde zal nemen, en na dien tijd geen tijd van bekering meer over zal zijn; gelijk hierna zal volgen. Zie Matth. 24:43; Luk. 12:39, en Openb. 3:3.
|
|
|
|
26) | men zijn schaamte |
|
Grieks en zij zijn schaamte zien; dat is, de schandelijkheid zijner zonden, namelijk zo zij door het kleed der gerechtigheid van Christusl, en door een waar geloof met leedwezen gevoegd, niet worden gedekt. Zie Gal. 3:27, en Openb. 3:18.
|
|
27) | Armageddon. |
|
Dit woord wordt verschillend uitgelegd. Sommigen zetten het over: het leger der vervloeking, of der verwoesting; of het bedrog der uitroeiïng, omdat deze legers door den antichrist uit alle natiën met bedrog bijeen zullen worden gebracht, maar tot hun eigen uitroeiïng en verwoesting. Doch anderen menen, dat dit een eigen naam is van een zekere plaats, waarvan in de Schrift van het Oude Testament gewag wordt gemaakt, waar dergelijke gebeurd is, als hier wordt voorzegd, namelijk 2 Kron. 35:22, en Zach. 12:11; waar gewag wordt gemaakt van het dal Megiddon; gelijk hier van het gebergte Megiddon, waar de koning Josia met het gehele Israëlitische leger van de Egyptenaars is verslagen; in welker gelijke plaats het leger van den antichrist weder zou vergaderen, op hoop van dergelijke overwinning tegen het Israël Gods te verwerven, maar dat de Heere door Zijn onverwachte komst dezen hoon van Zijn gemeente zou keren, en de vijanden zelf ten volle verslaan, en eindelijk uitroeien. Hoewel enigen menen, dat hier veeleer wordt gezien op de plaatsen Richt. 5:19, waar Sisera omtrent de water Megiddon met het gehele leger der Kanaänieten wonderbaar is verslagen door Debora en Barak, tot verlossing der kinderen Israëls; hetwelk met deze overwinning wel zo wel overeenkomt.
|
|
28) | goot zijn fiool |
|
Deze zevende fiool maakt een einde aan alles, en vervolgens aan het gehele antichristische rijk, die op de lucht wordt uitgegoten, omdat geen gedierte zonder de lucht kan leven; en omdat de satan, die tot nog toe in het merendeel der wereld heeft geheerst, daar zijn troon en woning heeft, gelijk Paulus spreekt Ef. 2:2, en Ef. 6:12, welke hiermee ook zal worden vernietigd, gelijk hierna Openb. 20:10 klaarder wordt betuigd.
|
|
29) | Het is geschied. |
|
Dat is, het is alles volbracht, dat in de wereld, naar Gods Woord, te geschieden stond; of het is er geweest, namelijk de grote stad en beest; waarvan in de twee volgenden hoofdstukken Openb. 17,18, nog onderscheidener zal worden gehandeld.
|
|
30) | er geschiedden stemmen, |
|
Door deze stemmen, donderslagen, enz. worden verstaan de tekenen, die de laatste komst van Christus ten oordeel zullen voorgaan, gelijk Matth. 24; Mark. 13; Luk. 21, en 2 Petr. 3:10, ook dergelijke worden verhaald.
|
|
31) | de grote |
|
Die het geestelijk Sodom en Egypte is, en het gehele rijk van den antichrist omvat, gelijk Openb. 11:8 wordt verklaard; die hierna ook het grote Babylon wordt genoemd. Zie Openb. 14:8, en Openb. 18:10.
|
|
32) | stad is in drie |
|
Grieks in drie delen geworden; dat is, ten enenmale verpletterd, gelijk dingen, die in vele stukken worden gebroken, teniet gaan.
|
|
33) | de steden der heidenen |
|
Of de steden der volken. Hierdoor worden verstaan alle andere steden buiten het christendom, als der Turken, Perzen en andere heidenen.
|
|
34) | is gedacht geworden |
|
Namelijk om haar rechtvaardige straf van God te ontvangen; want tevoren scheen God over haar oogluiking te doen, en haar moedwil te hebben vergeten.
|
|
35) | den drinkbeker van |
|
Zie Hiervoor Openb. 14:8,10.
|
|
36) | alle eiland |
|
Dat is, de plaatsen, die gehouden werden allervast te zijn om daar te vluchten, zijn hun ontweken of zijn vergaan, gelijk Openb. 6:14.
|
|
37) | een grote hagel, |
|
Namelijk tot straf der goddelozen, gelijk Joz. 10:11. Doch deze zoveel zwaarder, omdat zij den onverdragelijken last van den toorn Gods over zich bracht. Want een talent woog, naar de getuigenis van enigen honderd ponden gewichts.
|
|
38) | lasterden God |
|
Namelijk uit angst en wanhoop, gelijk de goddelozen ook ten uitersten dage doe zullen. Zie hiervoor Openb. 6:16.
|
|