1)begin des Evangelies
Markus begint zijn Evangelie, waar Maleachi zijne profetie eindigt, nemelijk van de komst des voorlopers van Christus, om alzo het Oude en Nieuwe Testament als aan elkander te hechten. Want al de profeten hebben tot op Johannes geprofeteerd, Matth. 11:13, die de eerste prediker des Evangelies in het Nieuwe Testament geweest is.
 
2)in de profeten:
Namelijk Jes. 40:3, en Mal. 3:1; want deze beide profetieën worden hier bijeengevoegd.
 
3)engel
Of, zendbode. Want het Griekse woord angelos betekent een zendbode, Luk. 7:24, en wordt gemeenlijk den engelen des hemels toegeschreven; doch somwijlen ook den kerkdienaars, omdat zij van God als boden uitgezonden worden om den mensen Gods wil en geboden voor te dragen; Mal. 2:7; Openb. 2:1,8.
 
4)Uw aangezicht,
Hier spreekt God de Vader tot zijn Zoon en bij Maleachi spreekt de Zoon zelf tot de gemeente, en zegt daarom: voor mijn aangezicht; dat is, voor mijne komst, die daarop terstond volgen zal.
 
5)recht.
Of, effen.
 
6)der bekering
De doop wordt alzo genaamd omdat hij bediend werd aan derenen, die hunne zonden beleden en bekering beloofden, en om hun een teken en verzegeling te wezen, dat hun hunne zonden van God om Christus' wil vergeven waren; Hand. 19:4; Rom. 4:11.
 
7)Johannes was gekleed met kemelshaar,
De verklaring van deze geschiedenis van Johannes, zie in de aantekening op Matth. 3: waar die bijna met dezelfde woorden verhaald staat.
 
8)wilde honig.
Dat is, die in het wild, of veld gevonden werd.
 
9)waardig ben,
Grieks, bekwaam, of genoegzaam.
 
10)Nazareth,
Namelijk waar Hij opgevoed was en tot dien tijd gewoond had; zie Luk. 2;51, en Luk. 4:16.
 
11)Hij de hemelen
Namelijk Johannes de Doper.
 
12)opengaan,
Grieks, gescheurd, of gekloofd.
 
13)op Hem nederdalen.
Namelijk op Jezus. Zie Joh. 1:32,33.
 
14)Geest uit in de woestijn.
Namelijk de Heilige Geest. Zie Luk. 4:1.
 
15)verzocht van den satan;
Voornamelijk nadat Hij veertig dagen en nachten gevast had. Zie Matth. 4:2.
 
16)overgeleverd was,
Namelijk in de gevangenis. Waarvan zie breder Matth. 14:3.
 
17)predikende
Hoewel Hij tevoren al had begonnen te prediken, Joh. 3:24, heeft Hij na Johannes' gevangenneming zijn prediktambt plechtig en volkomenlijk met zijne apostelen aangevangen.
 
18)tijd is vervuld,
Namelijk die van God bestemd en van de profeten voorzegd was; Gal. 4:4.
 
19)Simon en Andreas,
Die van Christus toeganaamd werd Petrus; zie Matth. 4:18.
 
20)vissers der mensen zult worden.
De predikatie des Evangelies wordt bij het vissen vergeleken. Matth. 13:47, dewijl de mensen daardoor uit de wereld getrokken en Christus toegebracht worden.
 
21)Kapernaum;
Waar Hij was komen wonen, nadat Hij van Nazareth gescheiden was, Matth. 4:13.
 
22)sabbatdag
Grieks, sabbaten.
 
23)machthebbende,
Zie Matth. 7:29.
 
24)Laat af,
Of, ei, ach.
 
25)verderven?
Namelijk voor den tijd. Zie Matth. 8:29.
 
26)namelijk de Heilige Gods.
Of, gij Heilige Gods; dat is, de ware Messias, want de hogepriester droeg dezen titel: de heiligheid des Heeren, aan zijn voorhoofd als een voorbeeld van Christus. Zie Exod. 28:36. Zie ook Luk. 4:34.
 
27)Zwijg stil,
Grieks, wordt gemuilband. Zie van dit woord Matth. 8:29. Dit zegt Christus omdat Hij door het getuiogenis des duivels, die de vader der leugenen is, de waarheid niet wil verbreid of bevestigd hebben; gelijk ook Paulus doet, Hand. 16:18.
 
28)scheurende,
Dat is, herwaarts en derwaarts trekkende en werpende, alsof hij hem wilde verscheuren, zonder hem nochtans te kunnen kwetsen. Zie Luk. 4:35.
 
29)vrouws moeder
Zo heeft dan Petrus ene huisvrouw gehad, die hij, apostel geworden zijnde, niet heeft verlaten, gelijk hier blijkt, en 1 Cor. 9:5.
 
30)zon onderging,
Omdat het op een sabbat was, gelijk blijkt uit Mark. 1:21, waarom zij wachten tot den ondergang der zon, met welken de sabbat eindigde.
 
31)liet de duivelen niet toe te spreken,
Of, liet hen niet zeggen dat zij Hem kenden; namelijk omdat Hij van deze leugenachtige geesten gene getuigenis hebben wilde.
 
32)woeste plaats,
Of, eenzame plaats.
 
33)die met hem waren,
Namelijk de drie andere apostelen, die genoemd worden in Mark. 1:29, met nog velen uit het volk, gelijk blijkt Luk. 4:42.
 
34)vlekken gaan,
Grieks, dorpsteden; dat is, open, onbemuurde steden, hoedanig vele in Galilea waren, waarvan Josefus getuigt, dat in elk van dezelve niet minder dan tienduizend mensen waren.
 
35)strengelijk verboden had,
Of, met dreigementen scherpelijk verboden; namelijk zulks te openbaren.
 
36)deed Hij hem terstond van Zich gaan;
Grieks, dreef hem uit; dat is, deed hem haastelijk van zich weggaan.
 
37)Zie, dat gij niemand iets zegt;
Zie de oorzaak hiervan Matth. 12:16.
 
38)vele dingen
Namelijk wat hem geschied was, en wat hij van Christus gehoord en gezien had.
 
39)dat woord te verbreiden,
Dat is, deze zaak.
 
40)Hij niet meer openbaar
Namelijk Jezus; zie Luk. 5:15,16.
 
41)in de stad kon komen,
Namelijk Kapernaüm, gelijk blijkt uit het begin van het hoofdstuk Mark. 2, namelijk om den groten toeloop des volks.