1) | de liefde na, |
|
Gr. vervolgt de liefde. Dit is het besluit van het voorgaande hoofdstuk.
|
|
2) | ijvert |
|
Dat is, tracht evenwel daarnaar, dat de een den anderen daarin moge overtreffen.
|
|
3) | om de geestelijke |
|
Om de buitengewone gaven te verkrijgen, die de Heilige Geest toen in velen wrocht. Zie 1 Cor. 12:1,8,9,10. Hoewel men ook moet ijveren om de gewone gaven.
|
|
4) | profeteren. |
|
Wat dit is, zie Rom. 12:7; 1 Cor. 12:10, en 1 Cor. 14:3.
|
|
5) | een vreemde taal |
|
Gr. met een tong; gelijk ook in het volgende.
|
|
6) | den mensen, maar |
|
Dat is, dat hij hen daarmede zou bekendmaken de gedachten zijns harten, hetwelk het doel is der spraak, waartoe zij gebruikt wordt.
|
|
7) | Gode; |
|
Dat is, dat het wel verstaan wordt door God, maar niet door de mensen. Hetwelk niet genoeg is.
|
|
8) | verstaat het, |
|
Gr. hoort het; namelijk met verstand. Zie Gen. 11:7.
|
|
9) | met den geest |
|
Dat is, met de gave, die de Heilige Geest in hem gewrocht heeft. Of, zijn gemoed.
|
|
10) | verborgenheden. |
|
Dit kan verstaan worden, òf van de verborgenheden van het koninkrijk der hemelen, Matth. 13:11; 1 Cor. 4:1, en 1 Cor. 13:2, die te treffelijk zijn, dan dat zij zonder vrucht en aandacht in onbekende taal zouden voorgesteld worden; òf dat die in onbekende taal spreekt, niet anders doet dan of hij enige verborgen dingen voorstelde, die niemand verstaan kan.
|
|
11) | die profeteert, |
|
Dat is, die profetische schriften in een bekende taal uitlegt. Zie 1 Cor. 14:1.
|
|
12) | spreekt den mensen |
|
Dat is, spreekt alzo, dat de mensen het kunnen verstaan en daaruit vrucht scheppen.
|
|
13) | stichting en vermaning |
|
Dat is, hetgeen dienen kan tot stichting of onderwijzing der onwetenden, vermaning der ongeregelden en vertroosting der bedroefden. Tot deze drie nuttigheden moeten alle uitleggingen van Gods Woord gepast worden; Rom. 15:4; 2 Tim. 3:16. En hierom is de gave van profeteren beter dan van vreemde talen, omdat daardoor deze nuttigheden niet worden bekomen.
|
|
|
|
14) | ik wil wel |
|
Dat is, ik wilde of wenste wel; zover is het vandaar, dat ik de gave van vreemde talen hiermede zou willen veracht hebben.
|
|
15) | is meer dan die |
|
Dat is, heeft treffelijker gave en dienstiger tot stichting der gemeente.
|
|
|
|
16) | tenzij dan dat |
|
Of, overzette; namelijk in een andere bekende taal, alzo dat de gemeente het verstaan kan.
|
|
|
|
17) | wat nuttigheid |
|
Namelijk tot uwe stichting.
|
|
18) | niet sprak of in |
|
Of, niet sprak of door openbaring, enz.; dat is, in bekende taal u niet predikte, zodat gij zoudt kunnen verstaan wat ik u voorstelde, òf enige openbaring van verborgenheden, òf enige wetenschap hoe men in twijfelachtige zaken zich moet gedragen, òf enige verklaring der profetische schriften, òf enige bevestiging van enig artikel des geloofs.
|
|
|
|
19) | de levenloze dingen, |
|
Gr. zielloze; dat is, muziekinstrumenten.
|
|
20) | geluid geven, hetzij |
|
Gr. stem.
|
|
21) | onderscheid met hun |
|
Dat is, verscheidenheid van tonen, maar altijd enerlei toon, hetwelk zeer onaangenaam en verdrietig is om te horen.
|
|
22) | hetgeen gefluit |
|
Dat is, welk gezang of lied.
|
|
|
|
23) | bazuin |
|
Of trompet, waardoor de krijgslieden ten strijde worden vermaand en opgewekt.
|
|
24) | een onzeker geluid |
|
Of, onbekend; namelijk uit welke men niet kan verstaan, dat men daardoor vermaand en opgewekt wordt om zich tot den strijd te bereiden. Want daartoe placht een zekere soort van trompetten gebruikt te worden welke classicum genaamd werd.
|
|
25) | door de taal een |
|
Of, door de tong.
|
|
26) | duidelijke rede geeft, |
|
Dat is, woorden spreekt, die men verstaan kan, wat gij daarmede wilt zeggen.
|
|
27) | verstaan worden |
|
Namelijk van de toehoorders, die de talen niet verstaan.
|
|
28) | in de lucht spreekt. |
|
Dat is, enig geluid maakt en uitwerpt in de lucht, dat daar verdwijnt zonder enig nut. Zie 1 Cor. 9:26.
|
|
29) | naar het voorvalt, |
|
Dat is, gelijk het naar gelegenheid der tijden en plaatsen gebeurt.
|
|
30) | vele soorten |
|
Namelijk niet alleen onder de mensen, die hun verscheidene spraken hebben, maar ook onder allerlei soorten van dieren en vogels.
|
|
31) | zonder stem. |
|
Dat is, zonder zodanig een geluid, dat de mensen van enerlei taal daardoor elkander kunnen verstaan, en dat men uit het geluid van de dieren en vogels elke soort van dezelve kan onderkennen, zodat zij nog enige betekenis hebben, hetwelk in vreemde onbekende talen niet is.
|
|
32) | de kracht der stem |
|
Dat is, de beduidenis van hetgeen gesproken wordt niet versta.
|
|
33) | barbaars zijn; |
|
Dat is, een mens van onbekende taal. De Grieken en Romeinen noemden alle andere natiën, die hunne taal niet spraken of verstonden, Barbaren. Zie Hand. 28:2,4; Rom. 1:14; Col. 3:11.
|
|
34) | bij mij barbaars zijn. |
|
Gr. in mij.
|
|
35) | ijverig zijt naar |
|
Gr. ijveraars zijt van geestelijke gaven; dat is, om strijd daarnaar poogt, dat gij de beste geestelijke gaven moogt hebben, hetwelk een prijslijke ijver en strijd is.
|
|
36) | geestelijke gaven, |
|
Gr. geesten.
|
|
37) | overvloedig zijn |
|
Gr. Of uitnemende.
|
|
38) | tot stichting der gemeente. |
|
Dat is, dat gij zodanige gaven moogt hebben en gebruiken, waardoor de gemeente meest kan gesticht worden.
|
|
39) | spreekt, die |
|
Dat is, spreken kan en wiil in de gemeente.
|
|
40) | bidde dat hij |
|
Dat is, dat God hem, benevens de gave van vreemde talen, ook wil verlenen de gave van hetzelve in bekende taal duidelijk over te zetten en uit te leggen. Want dit was ook een bijzondere gave des Geestes. Zie 1 Cor. 12:10,30, en 1 Cor. 14:26,27; en hoewel zij zelf wel verstonden wat zij zeiden, zo hadden zij evenwel niet altijd daarbij de gave van het duidelijk te kunnen vertalen. Of, dat hij alzo bidde, namelijk in de gemeente, dat hij het gebed, in onbekende taal gedaan, ook in een bekende taal uitlegge.
|
|
|
|
41) | bid, |
|
Dat is, een gebed doe openlijk in de gemeente.
|
|
42) | mijn geest bidt wel, |
|
Dat is, ik doe in mijn gemoed wel een gebed door de gave des Heiligen Geestes, dat goed is.
|
|
43) | mijn verstand is |
|
Namelijk hetwelk ik heb van die taal, zie 1 Cor. 14:4, of de mening mijns gebeds.
|
|
44) | vruchteloos. |
|
Namelijk bij de toehoorders, die zulk een gebed niet verstaan.
|
|
45) | dankzegt met den geest, |
|
Of zegent, dat is met deze gave des Heiligen Geestes begaafd zijnde, openbare dankzegging doet in de gemeente.
|
|
46) | de plaats eens |
|
Dat is, die onder de gemene lieden of toehoorders zit. Want het schijnt dat de leraars in een bijzondere en verhevene plaats hebben gezeten in de vergaderingen.
|
|
47) | ongeleerden vervult, |
|
Gr. idiotes; dat is, die de vreemde talen niet verstaat, en die geen openbare bediening of buitengewone gaven heeft, om in de gemeente te leren, het gebed of dankzegging te doen.
|
|
48) | Amen zeggen |
|
Dit woord Amen komt van een Hebreeuws woord, betekenende waarheid, zekerheid, vastigheid, en wordt gebruikt tot besluit des gebeds, Rom. 15:33; 2 Tim. 4:22, om daarmede te verklaren dat men toestemt hetgeen gebeden is en wenst dat het mag geschieden. Zie Deut. 27:15, enz; Neh. 5:13; Jer. 11:5; Luk. 24:53; Rom. 1:25, en Rom. 9:5; Openb. 22:20,21.
|
|
49) | dankzegt wel behoorlijk, |
|
Dat is, gij doet wel een goede dankzegging, die u kan stichten, omdat gij de taal verstaat.
|
|
50) | de ander wordt |
|
Namelijk die uwe dankzegging hoort en de taal niet verstaat, waarin gij dankzegt.
|
|
51) | Ik dank mijnen God |
|
Of, dat ik vreemde talen spreek meer dan gij allen. De apostel stelt zijn eigen voorbeeld den Corinthiërs voor, hetwelk zij billijk behoorden na te volgen. Hij dankt God voor de gave der vreemde talen, die hij overvloediger ontvangen had dan iemand van henlieden, die daarmede in de vergaderingen pronkten, om te tonen dat hij deze gave niet veracht, maar alleen het misbruik derzelve bestraft.
|
|
|
|
52) | in de gemeente |
|
Dat is, in de vergadering der gelovigen, waar ook vele ongeleerden tegenwoordig zijn.
|
|
53) | vijf woorden spreken |
|
Dat is, enige weinige.
|
|
54) | met |
|
Of, door.
|
|
55) | mijn verstand, |
|
Dat is, alzo dat ik mijn verstand of de gedachten mijns gemoeds uitdruk met klare, bekende en duidelijke woorden, die een iegelijk verstaan kan.
|
|
56) | tien duizend woorden in een |
|
Dat is, een grote en lange rede; zie 1 Cor. 4:15. Waaruit klaarlijk blijkt dat diegenen regelrecht tegen de leer des apostels doen, die den godsdienst en hunne gebeden tot God doen in een vreemde taal, die zij zelf of hunne toehoorders niet verstaan, en die dezelfde gebeden met vijftigen en honderden God als toetellen.
|
|
57) | wordt gene kinderen |
|
Dat is, toont dat gij beter verstand hebt dan de kinderen, alzo het gans kinderlijk is, dat men in de vergadering wil pronken met vreemde talen zonder enige stichting. Of, blijft niet altijd in de kinderlijke en geringe kennis van geestelijke zaken. Zie Hebr. 5:12, en Hebr. 6:1.
|
|
|
|
58) | in de boosheid, |
|
Dat is, volgt de kinderen na, niet in hun onverstand, maar in hunne eenvoudigheid, omdat de kinderen, hoewel zij geboren worden met een verdorven natuur, nochtans die nog zo metterdaad niet tonen als de volwassenen.
|
|
59) | in het verstand |
|
Namelijk van geestelijke zaken ter zaligheid nodig.
|
|
60) | volwassen. |
|
Gr. volmaakt; dat is, neemt dagelijks in dit verstand in zulker voege toe, dat tussen het verstand, dat gij nu hebt van geestelijke zaken, en dat gij nog zult verkrijgen, zulk een onderscheid is, als er is tussen het verstand van een kind en van een volwassen man. Want dat wij in dit leven tot de gans volmaakte kennis der geestelijke dingen niet zullen komen, heeft de apostel in het voorgaande hoofdstuk geleerd, 1 Cor. 13:9,10,11,12.
|
|
61) | In de wet is geschreven: |
|
Dat is, in de Schriften des Ouden Testaments. Zie Joh. 10:34.
|
|
62) | van andere talen, |
|
Dat is, van onbekende talen, die zij niet verstaan zullen.
|
|
63) | andere lippen, |
|
Dat is, onbekende spraak.
|
|
64) | tot dit volk spreken, |
|
Namelijk om hetzelve daarmede te straffen. Dewijl dan God de onbekende talen en spraken als een straf gebruikt, zo behoort men dezelve in de gemeente zonder verklaring niet te gebruiken, overmits zulks zou strekken meer tot straf dan tot stichting derzelve. Zie verdere verklaring Jes. 28:11.
|
|
65) | niet horen, zegt de |
|
Dat is, niet verstaan.
|
|
66) | tot een teken niet |
|
Namelijk van Gods toorn.
|
|
67) | den ongelovigen; en |
|
Dat is, die hardnekkig het Woord Gods verwerpen, dien zendt God tot ene straf wat tot hen gesproken wordt in een onbekende taal.
|
|
68) | de profetie |
|
Zie 1 Cor. 14:3,4.
|
|
69) | niet den ongelovigen, maar |
|
Want hoewel de profetie ook kan dienen om een ongelovige te bekeren, nochtans alzo de ongelovigen in de vergadering niet veel komen, zo wordt zij voornamelijk aangesteld om de gelovigen te vermanen, vertroosten en versterken.
|
|
70) | ongelovigen inkwamen, |
|
Namelijk die nog tot den Christelijken godsdienst niet bekeerd zijn.
|
|
71) | dat gij uitzinnig waart? |
|
Namelijk als gij voor het volk spreekt hetgeen zij niet verstaan, hetwelk gen wijze maar uitzinnige lieden doen. Waardoor dan een ongelovige meer en meer van den Christelijken godsdienst vervreemd wordt, als die hem schijnen zou de mensen uitzinnig te maken.
|
|
72) | allen profeteerden, en een |
|
Namelijk die de gaven der profetie hebben, de een na den ander. Zie 1 Cor. 14:28,29,30.
|
|
73) | van allen |
|
Namelijk die de gave van profetie in de gemeente recht gebruiken.
|
|
74) | overtuigd, en hij wordt |
|
Of, bestraft; dat is, overwonnen in zijne conscientie dat de Christelijke religie de rechte en ware religie is.
|
|
75) | geoordeeld. |
|
Dat is, veroordeeld, namelijk over zijn voorgaande zonden, en indien hij hetgeen door het profeteren uit Gods Woord voorgesteld wordt niet met waar geloof wil aannemen, zo wordt hij buiten alle onschuld gesteld. Zie Hand. 24:25.
|
|
76) | de verborgen dingen zijns |
|
Dat is, als door profeteren Gods Woord uitgelegd wordt, blijkt hoe een mens in zijn hart gesteld is, namelijk of hij in zijn ongelovigheid hardnekkig wil blijven, of het Evangelie geloven. Zie 2 Cor. 2:15,16.
|
|
|
|
77) | vallende op zijn |
|
Namelijk degene, die door het profeteren in zijn hart overtuigd is van de waarheid van den Christelijken godsdienst, die zal zich terstond met allen eerbied begeven om den waren God te dienen en den Christelijke godsdienst voor den waren te belijden.
|
|
78) | dat God waarlijk |
|
Dat is, dat in uwe gemeente de ware religie recht geleerd en geoefend wordt.
|
|
79) | onder u is. |
|
Gr. in u.
|
|
80) | Wat is het dan, |
|
Dat is, dewijl hetgeen tevoren gezegd is, alzo inderdaad is, wat zal men dan verder doen? Hier begint de apostel enige regelen voor te schrijven, die men in de gemeente moet onderhouden in het gebruiken der gaven.
|
|
81) | een psalm, heeft |
|
Of, lofzang; namelijk door ingeven des Heiligen Geestes van hem gemaakt tot Gods eer en stichting der gemeente.
|
|
82) | ene leer, heeft hij |
|
Dat is, een bijzondere onderwijzing, vermaning of vertroosting, door den Heiligen Geest hem bijzonder ingegeven.
|
|
|
|
83) | ene openbaring, heeft hij |
|
Namelijk des Heiligen Geestes van enige onbekende of toekomende dingen. Zie Openb. 1:1.
|
|
|
|
84) | ene uitlegging; laat alle |
|
Dat is, de gave van vreemde talen in bekende spraken te vertalen; of ook van enige duistere plaatsen der Heilige Schrift wel en duidelijk te verklaren.
|
|
|
|
85) | door twee, of ten |
|
Dat is, dat niet velen daarmede den tijd doorbrengen; doch zo men immers vreemde talen wil spreken, dat zulks van zo weinigen geschiede, als het doenlijk is.
|
|
86) | bij beurten; en |
|
Dat is, niet tevens op één tijd overhoop, maar de een na den ander.
|
|
|
|
87) | één het uitlegge. |
|
Namelijk opdat de gemeenten daardoor mogen verstaan wat het is, dat in onbekende taal gesproken is geweest.
|
|
88) | geen uitlegger is, |
|
Namelijk òf hij zelf, die vreemde talen spreekt, òf een ander, die de gave heeft om deze vreemde talen over te zetten in bekende te vertalen.
|
|
89) | zwijge in de gemeente; |
|
Namelijk die met vreemde talen spreekt.
|
|
90) | tot zichzelven |
|
Of, bij zichzelven, in het bijzonder, niet openlijk in de gemeente.
|
|
91) | tot God. |
|
Namelijk inwendig God, die de gedachten des harten weet en alle talen verstaat, aanroepende en dankende.
|
|
92) | twee of drie |
|
Namelijk om den tijd met profeteren alleen niet door te brengen.
|
|
93) | profeten |
|
Zie 1 Cor. 14:3,4.
|
|
94) | spreken, en dat |
|
Namelijk in de gemeente, en dat bij beurte, 1 Cor. 14:27.
|
|
95) | de anderen |
|
Namelijk die dezelfde gaven van profeteren hebben, of de gave van de geesten te onderscheiden.
|
|
96) | oordelen. |
|
Namelijk of die profetie overeenkomt met Gods Woord, aan welke alle leringen en openbaringen moeten getoetst worden. Zie Jes. 8:20; Joh. 5:39.
|
|
97) | een ander, |
|
Namelijk die mede de gave van profeteren heeft.
|
|
98) | die daar zit, |
|
Dat is, die nog geen beurt heeft gehad om op te staan en te spreken.
|
|
|
|
99) | iets geopenbaard is, |
|
Namelijk dat den anderen, die daar spreekt, òf niet, òf niet zo klaarlijk is geopenbaard, als aan hem.
|
|
100) | dat de eerste zwijge. |
|
Namelijk om plaats te geven aan dien tweede, om te spreken.
|
|
101) | zij allen leren en allen |
|
Dat is, zo de profeten als de algemene toehoorders onderwezen worden.
|
|
|
|
102) | getroost worden. |
|
Of, vermaand.
|
|
103) | de geesten der |
|
Dat is, de leringen, die de profeten door de gave en ingeving des Heiligen Geestes voorstellen.
|
|
104) | zijn den profeten |
|
Dat is, staan onder het oordeel van de andere profeten, die hen horen, aan welk oordeel zij ook zich gaarne onderwerpen. Want hoewel deze profetering van den Heiligen Geest, die niet dwalen kan, werd ingegeven, zo werd nochtans niet altijd aan één alles geopenbaard, en hetgeen den een geopenbaard werd, dat werd ook dikwijls meer anderen mee geopenbaard. Daar zou ook van enige profeten iets van het hunne daarbij gemengd kunnen worden. Zo moet dan beproefd en geoordeeld worden van de anderen of de profetering ook geschiedt door ingeving des Heiligen Geestes en naar de mate des geloofs. Zie Jes. 8:20; Rom. 12:7.
|
|
105) | geen God van |
|
Of, geen auteur, of liefhebber.
|
|
106) | verwarring, maar van vrede, |
|
Of, beroerte.
|
|
107) | gelijk in al de |
|
Namelijk van mij geleerd wordt. Of, nodig is.
|
|
108) | zwijgen; want het is |
|
Dat is, openlijk niet spreken tot de gemeente, al zijn zij ook met goede kennis begaafd. Zie 1 Cor. 11:5.
|
|
109) | te spreken, maar |
|
Namelijk openlijk in de gemeente iets te leren of voor te stellen. Zie 1 Tim. 2:12.
|
|
110) | onderworpen te zijn, |
|
Namelijk den mannen, om van hen onderwijzing te ontvangen. Want die een ander in openbare vergaderingen onderwijst, heeft daardoor enig gezag over of boven dengene, die onderwezen wordt.
|
|
111) | de wet zegt. |
|
Namelijk Gen. 3:16.
|
|
112) | leren, laat haar |
|
Dat is, van enige leerstukken breder onderwezen worden.
|
|
113) | haar eigen mannen |
|
Namelijk zo die bekwaam zijn om haar te onderwijzen; anderszins zo mogen zij ook wel in het bijzonder de leraars der gemeente of enige andere eerlijke en beschaafde mannen ondervragen.
|
|
114) | lelijk voor de vrouwen |
|
Dat is, onbetamelijk, kwalijk passende, omdat daarmede de orde omgekeerd wordt, die God gesteld heeft tussen man en vrouw, en dat zulks ook strijd tegen de eerbare schaamte, die bij de vrouwen behoort te zijn.
|
|
115) | van u uitgegaan, |
|
Dat is, van u, Corinthische leraars, die op uwe gaven zo hoogmoedig zijt, en niet veel meer van ons apostelen, die het Woord Gods u eerst gepredikt hebben.
|
|
116) | u alleen gekomen? |
|
Dat is, gij gedraagt u zo hoogmoedig, alsof gij alleen alle wijsheid hadt. Een ernstige bestraffing van die hoogmoedige geesten, waarmede ook meteen getoond wordt dat zij geen reden hebben om zich zo te verheffen.
|
|
117) | meent een profeet te zijn, |
|
Dat is, met de gave van profeteren begaafd is inderdaad, of zulks zich laat voorstaan, en voor zodanig zich uitgeeft.
|
|
118) | geestelijk, die |
|
Dat is, begaafd met enige buitengewone gave des Heiligen Geestes. Of, overvloedig in de Christelijke leer geoefend; 1 Cor. 2:15, en 1 Cor. 3:1; Gal. 6:1.
|
|
|
|
119) | erkenne dat |
|
Dat is, die zal moeten of behoren te erkennen; namelijk indien hij zodanig is als hij zich uitgeeft.
|
|
|
|
120) | des Heeren geboden zijn. |
|
Namelijk Jezus Christus, die als onze Heere macht heeft om ons te gebieden, en wij, Zijne dienstknechten, schuldig zijn te gehoorzamen.
|
|
121) | onwetend is, |
|
Dat is, moedwillig hetzelve niet wil weten of erkennen.
|
|
122) | die zij onwetend. |
|
Dat is, alzo hij moedwillig in zijne onwetendheid wil blijven, en zich door mijn schrijven niet laat onderrichten, die mag zulks doen op zijn eigen gevaar; ik wil mij met dezulken niet bemoeien, alzo ik het mijne gedaan heb om hen uit die onwetendheid te brengen. Zie dergelijke manier van spreken Openb. 22:11.
|
|
123) | verhindert niet |
|
Dat is, hoewel ik acht dat het profeteren meer stichting voortbrengt in de gemeente dan met vreemde talen te spreken, zo wil ik daarmede het gebruik van vreemde talen niet ten enenmale verworpen of verhinderd hebben, als het maar behoorlijk geschiedt en met uitlegging.
|
|
124) | alle dingen |
|
Die te doen zijn in de vergaderingen der gemeente, als daar zijn profeteren, of het Woord Gods prediken, de algemene gebeden en dankzeggingen doen, de sacramenten bedienen en dergelijke.
|
|
125) | eerlijk en |
|
Of geschikt; zodat het een goede gedaante hebbe, die betamelijk is aan de Christelijke eerbaarheid en eenvoudigheid.
|
|
126) | met orde geschieden. |
|
Dat is, zonder verwarring, elk op zijn behoorlijken tijd, beurt, plaats, enz.
|
|