1) | dat Gij |
|
Dit hangt nog aan Jes. 63:19, zijnde een vervolg van het gebed der kerk, dat God zijne hulp uit den hemel zou willen doen blijken, tot verderf hunner vijanden en tot hunne verlossing, voornamelijk door de komts van den Messias in het vlees, waarop gezien wordt Jes. 64:4.
|
|
2) | scheurdet, |
|
Te weten, ontstoken zijnde met ijver en grimmigheid, gelijk de naastvolgende woorden zulks breder aanwijzen, altegaar daartoe strekkende om God te bidden, dat Hij zich in glorie en macht zou willen openbaren, gelijk Hij deed toen Hij zijne wet gaf; Exod. 19.
|
|
3) | vervloten; |
|
Dat is, dat zij mochten smelten en als water afvlieten, als verbaasd zijnde van de tegenwoordigheid uwer majesteit. Zie dergelijke zinnebeeldige manier van spreken Deut. 32:2; Richt. 5:4,5, enz.; Ps. 18:8, en Ps. 97:5.
|
|
4) | een smeltvuur |
|
Hebreeuws, een vuur der smeltingen; dat is, gelijk een vuur hetwelk hetgeen men gieten wil doet smelten, en gelijk het vuur het water doet opbobbelen.
|
|
5) | Uw Naam |
|
Dat is, uwe macht, met welke Gij u aan uwe vijanden wreekt.
|
|
6) | Uw wederpartijders |
|
Dat is, de vervolgers uwer kerk, die Gij houdt voor uwe vijanden; vergelijk Hand. 9:4.
|
|
7) | Toen Gij |
|
Te weten, ten tijde onzer vaderen, zo in Egypte als in de woestijn.
|
|
8) | Gij kwaamt neder, |
|
Anders, opdat gij nederkwaamt en de bergen voor uw aangezicht vervloten.
|
|
9) | Ja, |
|
Dit is voornamelijk te verstaan van de verborgenheden van het heilig Evangelie, onbekend en onbegrijpelijk in der mensen verstand, behalve dengenen, dien God het door zijn Geest openbaart, gelijk de apostel Paulus dit is bewijzende uit deze plaats 1 Cor. 2:9,10.
|
|
10) | en geen oog |
|
Ja het is nooit in enig mensenhart of gedachte gekomen, gelijk de apostel betuigt 1 Cor. 2:9.
|
|
11) | Hij doen zal dien, |
|
Voor wat Gij doen zult, dat is, wat weldaden Gij doen zult. De apostel zegt: wat God bereid heeft, te weten het koninkrijk der hemelen, hetwelk zulk een grote heerlijkheid is, dat zij alle menselijke verstand verre tebovengaat.
|
|
12) | die op Hem wacht. |
|
De apostel verklaart deze woorden: voor degenen, die Hem liefhebben; want op God wachten is ene vrucht der liefde. Vergelijk met deze plaats Ps. 31:20.
|
|
13) | Gij ontmoet |
|
Te weten, met uwe genade en goedertierenheid, en van hunne hulp, gelijk de engelen Jakob ontmoetten; Gen. 32:1. Op andere plaatsen betekent het ene ontmoeting tot schade of kwetsing, gelijk Exod. 5:3.
|
|
14) | den vrolijke, |
|
Die zich met vreugde begeven om U te dienen, of die zich in u verblijden.
|
|
15) | dengenen, |
|
Dat is, die U loven en prijzen vanwege uw wonderlijke regering en bescherming.
|
|
16) | Gij waart verbolgen, |
|
En derhalve hebt Gij ons geslagen.
|
|
17) | dezelve |
|
Te weten, uw wegen, wetten en wil; of in uwe genade en goedertierenheid, die Gij uw volk steeds bewijst.
|
|
18) | opdat wij |
|
Dat is, zo wij in dezelve hadden gewandeld, zouden wij behouden zijn geweest. Anders: Zie Gij waart verbolgen, omdat wij altijd tegen dezelve [te weten, wegen] hebben gezondigd, nochtans zijn wij behouden.
|
|
19) | niemand, |
|
Dat is heel weinigen.
|
|
20) | aanroept, |
|
Te weten met waar geloof en met oprecht berouw en leedwezen, gelijk het betaamt.
|
|
21) | dat hij U aangrijpe; |
|
Te weten om U terug te houden, dat Gij niet voortgaat met ons in uwen toorn te slaan. Anders: die zich aan U vasthoudt.
|
|
22) | verbergt |
|
Zie Deut. 31:17.
|
|
23) | door middel |
|
Of, door de kracht van onze ongerechtigheden. Hebreeuws, door de hand onzer ongerechtigheden. De zin is: Onze zonden hebben het vuur van uwen toorn ontstoken, door hetwelk wij versmolten en verdelgd worden.
|
|
24) | Gij zijt |
|
God is aller mensen Vader, te dien aanzien, dat Hij hen allen geschapen heeft; maar zijner uitverkorenen ook daarom, omdat Hij hen uit genade tot kinderen heeft aangenomen. Zie Rom. 8:15,16.
|
|
25) | pottenbakker, |
|
Of, formeerder, of die ons geformeerd heeft, ons hart formerende, gelijk een pottenbakker uit klei of leem een vat formeert.
|
|
26) | Uw heilige steden |
|
Hebreeuws, de steden uwer heiligheid; te weten Zion en Jeruzalem, en versta hier, door Zion de stad Davids, die het bovendeel der stad Jeruzalem was, gebouwd op den berg Zion; en door Jeruzalem wordt het benedendeel der stad verstaan. Of men kan door de heilige steden in het algemeen verstaan de steden van Juda, als zijnde steden van het heilige land en van Gods heilig volk, en voorts Zion en Jeruzalem, gelijk volgt.
|
|
27) | Jeruzalem |
|
Dat is, Jeruzalem is verwoest. Zie Ps. 79:1.
|
|
28) | Ons heilig |
|
Te weten de tempel, in welken de heilige godsdienst verricht werd en waar God zijne heerlijkheid en tegenwoordigheid zien liet. Zie 1 Kon. 8:13, enz.
|
|
29) | met vuur |
|
Te weten van de Babyloniërs. Want het schijnt dat dit gebed door den profeet het volk is voorgeschreven geweest, om te spreken ten tijde van de Babylonische gevangenschap. Anders: is [geëigend] ten vure. Hebreeuws, is geworden tot verbranding des vuurs. De eerste tempel is verbrand door Nebukadnezar; 2 Kon. 25:9; de tweede door den keizer Titus. Zie Matth. 24:2.
|
|
30) | over deze dingen |
|
Te weten over dezen ellendigen staat van uw volk.
|
|
31) | inhouden? |
|
Of, ophouden; te weten zonder wraak te doen over onze vijanden en zonder ons wederom te Jeruzalem te brengen, om den tempel te herbouwen en om uw heiligen godsdienst te herstellen?
|
|
|
|
32) | bedrukken? |
|
Of, nederslaan.
|
|