1) | Tartan |
|
Een van de krijgsoversten in het leger van Sanherib; 2 Kon. 18:17.
|
|
2) | Asdod kwam, |
|
Eertijds ene hoofdstad van een der vijf vorstendommen der Filistijnen; Joz. 13:3, waar de afgod Dagon geëerd werd; 1 Sam. 5:2.
|
|
3) | Sargon, |
|
Hij wordt gemeenlijk Sanherib genoemd, gelijk 2 Kon. 18:13, en elders.
|
|
4) | het innam; |
|
Van het innemen der stad Asdod rekenen enigen de drie jaren, waarvan Jes. 20:3.
|
|
5) | door den dienst van Jesaja, |
|
Hebreeuws, door de hand van Jesaja; zie Lev. 8:36.
|
|
6) | Ga heen, |
|
Te weten om te prediken of te profeteren.
|
|
7) | ontbind |
|
Hebreeuws, open den zak; men moet een zak, dien men aanheeft, of een kleed, als men het uittrekken zal, eerst openen of ontbinden.
|
|
8) | den zak |
|
Dat is, uw treurkleed, hetwelk, zo het schijnt, de profeet had aangetrokken tot een teken van de ellende, die den Joden en andere natiën nakende was; sommigen menen dat het een profetisch kleed is geweest, hetwelk hij gewoonlijk droeg.
|
|
9) | naakt |
|
Dat is, bloot, te weten zonder zak, treurkleed, en zonder schoen. Want geheel naakt te gaan zou oneerbaar en schandelijk zijn. De zin is dat de profeet bloot ging, als een arme slaaf, die gevankelijk weggevoerd wordt, en tot een teken dat den Moren en Egyptenaars zulks was aanstaande, gelijk Jes. 20:4 breder wordt uitgedrukt. Anderen nemen hier het woord naakt voor bloot van zijn profetisch kleed. Zie 1 Sam. 19:24 en de aantekening aldaar.
|
|
10) | barrevoets. |
|
Of, ontschoeid, zonder kousen of schoenen, zie 2 Sam. 15:30, en Jer. 2:25.
|
|
11) | wandelt, |
|
Of, gewandeld heeft. Sommigen nemen dit als een profetisch gezicht, anderen dat het inderdaad alzo geschied is.
|
|
12) | drie jaren, |
|
Dat is, om aan te wijzen hetgeen over of na drie jaren Egypte en Morenland zal overkomen; of om aan te wijzen dat de ellende, die Egypte en Morenland zal treffen, drie jaren duren zal.
|
|
13) | tot een teken |
|
Anders: een teken en wonder is over, enz.
|
|
14) | de koning van Assyrie |
|
Te weten Sargon, of Sanherib.
|
|
15) | voortdrijven |
|
Of, wegleiden, of wegvoeren, of heendrijven, of leiden; te weten als een hoop beesten, gelijk het Hebreeuwse woord gebruikt wordt Gen. 31:18; Exod. 3:1; 1 Sam. 30:20 en elders meer.
|
|
16) | de gevangenen |
|
Hebreeuws, de gevangenis. Zie Num. 31:12. En versta hier de gevangen Egyptenaars, die van de slachting zouden overblijven.
|
|
17) | de Moren, |
|
Hebreeuws, de wegvoering der Moren; dat is, een grote menigte der Moren, die gevankelijk naar Assyrië toe zullen gevoerd worden. Hetwelk enigen verstaan van die Moren, die onder het beleid van Thirhaka tegen de Assyriërs ten strijde uitgetrokken waren.
|
|
18) | den Egyptenaren |
|
Of, tot versmaadheid van Egypte; versta hierbij, en van Morenland.
|
|
19) | zij zullen |
|
Te weten de Filistijnen en ook de Joden, die vastelijk hoopten dat de Egyptenaars Sanherib zouden verdrijven. Zie 2 Kon. 18:21.
|
|
20) | van de Moren, |
|
Dat is, vanwege de Moren.
|
|
21) | op dewelke zij zagen, |
|
Hebreeuws, hunne aanschouwing; dit is toevoorzicht; dat is, van welken zij hulp verwachtten en op welken zij zich verlieten.
|
|
22) | hun roem. |
|
Dat is, op wier hulp zij roemden en pochten.
|
|
23) | van dit eiland |
|
Dat is, van dit land; te weten der Filistijnen en der Joden. Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk en gemeenlijk een eiland, maar het kan hier in zijn eigen betekenis niet genomen worden van alle andere natiën, tenzij te dezen aanzien, dat de Joden en Filistijnen afgezonderd waren van alle andere natiën gelijk de eilanden van alle andere landen, door de zee, of rivieren afgezonderd worden. Of, de profeet noemt het land der Filistijnen en der Israëlieten een eiland, omdat zij van hunne vijanden rondom omsingeld waren, gelijk een eiland rondom in het water ligt en daarvan omsingeld is. Zie wijders Gen. 10:5, en Ps. 72:10.
|
|
24) | op welken |
|
Hebreeuws, onze aanschouwing, enz.; zie Jes. 20:5. Dat is, op welken wij onze ogen geslagen hadden.
|
|
25) | van het aangezicht |
|
Of, van den koning van Assyrië.
|
|