1)	Ezau
	Zie boven, Gen. 26:34.
2)	van Kanaän:
	Dat is, der Kanaänieten. Zie boven, Gen. 10:18,19, en Gen. 12:6.
3)	ada,
	Hebr. Adah, boven, Gen. 26:34, genoemd Basmath.
4)	Hethiet,
	Een uit de volken van Kanaän, afkomstig van Kanaän, den zoon van Cham; boven Gen. 10:15.
5)	Aholibama,
	Zie boven, Gen. 26:34.
6)	Ana,
	Hebr. Anah, anders genoemd, Beëri, boven, Gen. 26:34, wel verstaande, indien Judith, aldaar vermeld, en deze Aholibama, één en dezelfde vrouw zijn geweest.
7)	de dochter
	Dat is, kindskind; aldus wordt Athalia genoemd zowel de dochter van Omri haar grootvader, als de dochter van Achab haar vader; 2 Kon. 8:18,26.
8)	Heviet.
	Zie boven, Gen. 10:15,17. De Hethieten en Hevieten schijnen zo nabij elkander gelegen en ondereen gemengd te zijn geweest, dat zij hun namen lichtelijk verwisseld hebben.
9)	Basmath,
	Boven, Gen. 28:9, genoemd Mahaloth.
10)	zuster
	Zie van deze boven, Gen. 28:9, en van Nabajoth Gen. 25:13.
11)	Elifaz,
	Denzelfden naam heeft een van Jobs vrienden gehad, genaamd Elifaz van Teman, Job 2:11; zodat men meent, dat hij van dezen Elifaz voortgekomen is, door middel van zijn zoon Teman, die onder Gen. 36:11 genoemd wordt onder de kinderen van Elifaz.
12)	Rehuel.
	Dezen naam had ook de vader van Jethro, Mozes' vrouws vader. Exod. 2:18; Num. 10:29.
13)	Korach.
	Van een anderen Korach leest men Exod. 6:20; Num. 16:1.
14)	zonen,
	Hij heeft ook dochters gehad, onder, Gen. 36:6, maar die worden niet genoemd.
15)	zielen zijns
	Dat is, de personen, gelijk boven, Gen. 12:5.
16)	vee, en
	Door vee versta men de kleine, en door beesten de grote dieren; gelijk ook boven, Gen. 34:24; 2 Kon. 3:17.
17)	een ander
	Namelijk, naar Seïr, gelijk volgt.
18)	van het
	Of voor het aangezicht, dat is van wege Jakob. Dit is geschied door een heimelijke regering van God, omdat het land Kanaän hem door zijn vader, naar Gods bevel, beloofd was, en hij schuldig was dat voor zijn broeder te ruimen.
19)	hun have
	Namelijk, van Jakob en Ezau; hoewel Ezau in dezen tijd in Seïr woonde, nochtans schijnt het, dat hij, met zijn broeder verzoend zijnde, met ter woon wedergekeerd is naar het land Kanaän; maar aangezien zij daar, beiden vreemdelingen zijnde, geen ruimte genoeg hadden voor hun vee, zo zou Ezau wedergekeerd zijn naar Seïr.
20)	land hunner
	Dat is, het land Kanaän. Zie boven, Gen. 17:8.
21)	op het
	Zie boven, Gen. 14:6.
22)	Ezau is
	Dat is, Ezau is dezelfde man die ook Edom genoemd wordt.
23)	der Edomieten
	Hebr. Edoms.
24)	der zonen
	Dat is, kinderen en kindskinderen, of nakomelingen.
25)	Zepho,
	Hebr. Tsepho; ook genoemd Tsephi, 1 Kron. 1:36.
26)	Amelek;
	De vader der Amelekieten, van wien wij lezen Exod. 17:8; Deut. 25:17, en 1 Sam. 15:2.
27)	de zonen
	Zie boven, Gen. 36:10, en zo vervolgens.
28)	Zerah,
	Zie onder, Gen. 36:33.
29)	de vorsten
	Deze vorsten hebben niet de een na des anderen dood geregeerd, maar tegelijk op één tijd, een iegelijk over de zijnen. Doch zij zijn geen machtige vorsten geweest; zij waren hoofden, of de voornaamsten der geslachten, gelijk gouverneurs of leidsmannen.
30)	Zepho,
	Hebr. Tsepho.
31)	Korach,
	Deze is te onderscheiden van den anderen Korach, een zoon van Aholibama, Gen. 36:5,14,18. Hij kan een neef van Elifaz geweest zijn.
32)	Seïr,
	Deze Seïr is daar geweest de eerste vorst, van wien het land oorspronkelijk den naam Seïr bekomen heeft. Dit geslacht wordt hier verhaald, omdat Ezau en Elifaz met hun nakomelingen daarmede, door middel van het huwelijk, zijn vermaagschapt, en dat de heerschappij over het land van de Horieten op de nakomelingen van Ezau gekomen is; uit vergelijking van dit vs. Gen. 36:20 en Gen. 36:2, blijkt, dat de Horieten en Hevieten voor één genomen worden.
33)	Dison, en
	Die ook Disan genoemd wordt, Gen. 36:26.
34)	der Horieten,
	Hebr. des Horieters.
35)	Heman;
	Hij wordt 1 Kron. 1:39, Homam genoemd.
36)	Timna.
	Zie boven, Gen. 36:12.
37)	Alvan,
	Hij wordt 1 Kron. 1:40, Alian genoemd.
38)	Sepho,
	Ook genoemd Sephi, 1 Kron. 1:40.
39)	die de muilen
	Dat is, die eerst bedacht heeft een merrie bij een ezel te voegen, waaruit een derde soort van gedierte, half-ezel
40)	zonen van
	Dat is, zoon, of kinderen. Zo is het veelvoudig getal voor het enkelvoudige genomen. Zie boven, Gen. 21:7.
41)	Aholibama
	Zie boven, Gen. 36:2,5.
42)	Ana.
	Deze is een ander dan van wien boven, Gen. 36:20, gesproken wordt.
43)	Hemdan en
	Genoemd Hemran; 1 Kron. 1:41.
44)	Ezer:
	Hebr. Etsers.
45)	Akan.
	Anders, Jaacan; 1 Kron. 1:42.
46)	Uz
	Hebr. Uts.
47)	der Horieten:
	Hebr. des Chorieters, en alzo in het volgende.
48)	naar hun
	Anders, onder hun vorsten, of naar hun vorstendommen.
49)	koningen, die
	Gesproten uit Ezaus nakomelingen, die de Horieten verdrukt en van hun vorstendommen een koninkrijk gemaakt hebben.
50)	eer een
	Ezaus geslacht heeft welhaast gebloeid, doch is haast vergaan; maar Jacobs geslacht, later opgekomen zijnde, heeft veel langer geduurd, ja het duurt eeuwiglijk in zijn gebenedijd zaad van onzen Heere Jezus Christus.
51)	kinderen
	Of, zonen, nakomelingen.
52)	zijner stad
	Waar hij geboren was. Aldus worden vervolgens de geboorteplaatsen dezer koningen aangewezen; welke, daar zij onderscheiden geweest zijn, zo schijnen die koningen, niet bij orde van successie maar door verkiezing of geweld, aan de regering gekomen te zijn.
53)	Bozra,
	Hebr. Botsrah. Een hoofdstad in Idumea; zie van deze Jes. 34:6, en Jes. 63:1; Amos 1:12.
54)	uit der
	Hebr. des Temanietiers; aldus genoemd naar Teman, den zoon van Elifaz; zie van dezen boven, Gen. 36:4,11,15; van het land, Jer. 49:7,20. Van hier schijnt ook afkomstig geweest te zijn Elifaz van Teman, een der vrienden van Job, Job 2:11.
55)	Midian
	Dat is, de Midianieten; zie boven, Gen. 25:2.
56)	Saul van
	Deze is wel te onderscheiden van Saul, den zoon van Kis, die de eerste koning was van Israël.
57)	aan de
	Dat is aan de rivier gelegen; tot onderscheid van een ander Rehoboth, boven Gen. 10:11.
58)	de dochter
	Dat is, nicht, kindskind; verg. boven, Gen. 36:2.
59)	vorsten
	Dat is, van Ezau afkomstig, die na de koningen het regiment in Idumea, òf tezamen, òf na elkander gehad hebben.
60)	met hun
	Dat is, niet alleen van hun personen, maar ook van hun geslachten, huisgezinnen en woonplaatsen, welke veel genoemd zijn geweest naar de personen.
61)	Timna,
	Dit is hier een mansnaam, gelijk ook Gen. 36:41, Aholibama, en onderscheidene personen van degenen, die boven, Gen. 36:2,5,12, genoemd staan.
62)	Mibzar,
	Hebr. Mibtsar.
63)	Edom.
	Dat is, der Edomieten.