1) | een gevangene |
|
Namelijk te Rome om Christus' zaak, Hand. 28:16,20. Hij verhaalt hier terstond zijn banden, om Filemon te beter te bewegen dit verzoek niet te weigeren.
|
|
2) | Timotheus, |
|
Dezen voegt hij dikwijls bij zich in de opschriften van zijn zendbrieven. Zie 2 Cor. 1:1; Filipp. 1:1; Col. 1:1; 1 Thess. 1:1; 2 Thess. 1:1; hier doet hij het ook, opdat het voorbidden van twee te meer kracht zou hebben.
|
|
3) | onzen medearbeider, |
|
Namelijk òf in het prediken des Evangelies, of dat hij het door alle goede diensten hielp bevorderen, gelijk in dezen zin ook vrouwen zo genoemd worden; Rom. 16:3.
|
|
4) | Appia, |
|
Het is zeer waarschijnlijk, dat deze geweest is de huisvrouw van Filemon, die daarbij gevoegd wordt, omdat haar de zaak mede aanging.
|
|
5) | Archippus, |
|
Deze was een dienaar van de gemeente te Colosse, Col. 4:17, en wordt hier bijgevoegd, opdat hij de verzoening van Onesimus zou helpen bevorderen met zijn tegenwoordigheid en aanzien.
|
|
6) | medestrijder, |
|
Namelijk in dien krijg, waarvan de apostel spreekt 1 Tim. 1:18; 2 Tim. 2:3.
|
|
7) | uwen huize is: |
|
Dit wordt verstaan van het huis van Filemon, aan wien deze brief vooral geschreven is.
|
|
8) | Genade zij |
|
Dit is, de gewone groetenis van Paulus meest in al zijne zendbrieven.
|
|
9) | de gemeenschap |
|
Dat is, uw geloof, hetwelk gij met ons gemeen hebt. Of de mededeling van de vruchten uws geloofs, vooral uw goeddadigheid, die uit het geloof spruit. Zie Hebr. 13:16.
|
|
10) | krachtig worde |
|
Dat is, krachtig zich betone door de krachtige werking daarvan. Zie gelijke plaats 1 Cor. 16:9.
|
|
11) | in de bekendmaking |
|
Grieks, erkentenis; dat is, opdat allen daardoor bekend gemaakt worde al dat goed.
|
|
12) | van alle goed, |
|
Dat is, alle Christelijke deugden.
|
|
13) | door Christus Jezus. |
|
Grieks eis; dat is, in Christus Jezus. Eis voor dia; dat is, door, gelijk 1 Cor. 10:2. Want wij hebben niets goeds dan door de weldaad van Christus en Zijns Geestes, Joh. 15:5. Of, tegen Christus betoond. Want al het goed, dat wij aan de heiligen betonen, rekent Christus alsof het aan Hem gedaan ware; Matth. 25:35, enz.
|
|
14) | vreugde |
|
Grieks, charan; dat is vreugde. Waarvoor anderen lezen charin; dat is aangenaamheid.
|
|
15) | de ingewanden |
|
Dat is, de harten. Hebr. Zie 2 Cor. 6:12, en 2 Cor. 7:15, en hier Fil. 1:12,20; 1 Joh. 3:17.
|
|
16) | verkwikt |
|
Grieks, tot rust zijn gebracht; namelijk door uw weldadigheid aan hen betoond.
|
|
17) | broeder! |
|
Dit vriendelijk woord doet hij daarbij, om daarmede uit te drukken de grootheid van zijn genegenheid tot hem.
|
|
18) | in Christus, |
|
Dat is, vanwege mijn apostel-ambt, waarin mij de Heere Christus gesteld heeft, en hetwelk Christus met zulk een gezag voorzien heeft.
|
|
19) | door de liefde, |
|
Of, om der liefde wil. Dit kan verstaan worden, òf van de liefde van Filemon tot Paulus, òf van Paulus tot hem, hetwelk het waarschijnlijkst is. Want deze liefde wordt gesteld tegenover de autoriteit.
|
|
20) | een gevangene |
|
Zie Fil. 1:1.
|
|
21) | mijn zoon, |
|
Grieks, mijn kind; zie 1 Tim. 1:2,18; 2 Tim. 1:2, en 2 Tim. 2:1.
|
|
22) | heb geteeld, |
|
Of, gewonnen, gegenereerd; dat is, door het Evangelie heeft bekeerd.
|
|
23) | u onnut was, |
|
Namelijk door zijne ontrouw, als hij van u wegliep, en iets ontstal.
|
|
24) | zeer nuttig; |
|
Het schijnt dat de apostel ziet op zijn naam Onesimus, waarvan zie Fil. 1:20; welken hij tevoren niet had betracht, maar dat nu doet.
|
|
25) | mijn ingewanden, |
|
Dat is, dien ik van harte liefheb; of die mij zo lief is als mijn eigen hart.
|
|
26) | weder aan; |
|
Namelijk in genade en in uzelf gedaan ware.
|
|
27) | voor u dienen |
|
Dat is, in uwe plaats; als die zijn dienst houden zou of zij door uzelf gedaan ware.
|
|
28) | des Evangelies. |
|
Dat is, die ik om des Evangelies wil lijd.
|
|
29) | uw goeddadigheid |
|
Grieks, uw goed. Hebr.
|
|
30) | bedwang, |
|
Grieks, noodzakelijkheid.
|
|
31) | veellicht??????? is hij |
|
Dit woord stelt hier niet enige twijfelachtigheid, maar verzacht hetgeen gezegd wordt.
|
|
|
|
32) | voor een kleinen |
|
Grieks, voor een uur, of, korte wijle.
|
|
33) | van u gescheiden |
|
Alzo verzacht 'Paulus Onesimus' misdaad van weglopen, om hem te beter met zijn heer te verzoenen.
|
|
34) | eeuwig zoudt weder |
|
Dat is, al zijn leven lang, Hebr. Want dewijl hij nu een vromen Christen geworden was, zo zou hij niet eens denken om wederom weg te lopen, of zijn heer ontrouw te zijn. Het schijnt dat hij enigszins ziet op de wetten van eeuwige slavernij; Exod. 21:6; Deut. 15:17.
|
|
35) | niet als een |
|
Dat is, niet alleen als een dienstknecht. Want hij verzoekt hier geen vrijlating, maar alleen verzoening.
|
|
36) | een geliefden broeder, |
|
Dat is, als een Christen, die de Christenen behoren lief te hebben, en die mij lief is.
|
|
37) | in het vlees |
|
Dat is, die aangaande zijn uiterlijken en vleselijken staat onder u staat, en u veel dienst zal doen in de dingen, die de uiterlijke zaken dezes levens in het vlees aangaan.
|
|
38) | Heere. |
|
Namelijk die nu ook in den Heere Christus gelooft.
|
|
39) | een metgezel, |
|
Of, medegenoot; namelijk in het geloof en ook in den dienst des Woords.
|
|
40) | gelijk als mij. |
|
Dat is, zoals gij zoudt doen omtrent mijzelf.
|
|
41) | iets verongelijkt |
|
Zo verzacht hij de misdaad van ontvreemding of dieverij, met een algemeen en zachter woord, gelijk ook Fil. 1:11 en Fil. 1:15. Desgelijks vertroostte ook Jozef zijn broeders; Gen. 45:5.
|
|
42) | reken dat mij toe. |
|
Namelijk alsof ik het u schuldig ware. Hier ziet men wat eigenlijk het woord toerekenen betekent, dat bij gelijkenis van borgtocht gebruikt wordt in de leer van de rechtvaardigmaking des mensen voor God; Gen. 15:6; Rom. 4:3, enz.
|
|
43) | Ik, Paulus, |
|
Dit is als een handschrift of obligatie, waarin hij belooft voor Onesimus de schade te betalen, die hij zijn heer gedaan had, opdat de verzoening daarom niet achterblijve.
|
|
44) | uzelven mij |
|
Namelijk daar ik door mijn prediking en onderwijzing u tot Christus bekeerd en behouden heb; om welke grote weldaad gij niet alleen uw goederen, maar uzelf mij schuldig zijt. En daarom behoort gij deze betaling van mij niet te begeren.
|
|
45) | Ja, broeder, |
|
Grieks, Nai; welk woord gebruikt wordt niet alleen om de waarheid te bevestigen, maar ook om te smeken; gelijk het Hebr. woord ana, of, na, en het woord edoch, eilieve, in onze taal. Zie Matth. 15:27; Openb. 22:20.
|
|
46) | uwer hierin |
|
Dat is, deze vrucht of weldaad van u.
|
|
47) | genieten |
|
Hij gebruikt hier een Grieks woord, waarnaar Onesimus genaamd was, dat zoveel is te zeggen als profijtig, of een waarvan men vrucht, hulp, of vreugde geniet.
|
|
48) | in den Heere; |
|
Dat is, volgens het bevel en den wil des Heeren; of, in des Heeren naam, om des Heeren wil, tot wien hij nu bekeerd is.
|
|
49) | verkwik |
|
Zie van deze wijze van spreken Fil. 1:7.
|
|
50) | mijn ingewanden |
|
Dit kan verstaan worden, òf van Onesimus, gelijk Fil. 1:12.
|
|
51) | op uw gehoorzaamheid; |
|
Dat is, dat gij naar mij zult luisteren en mijn verzoek plaats geven.
|
|
52) | En bereid mij |
|
Dit doet hij er bij, opdat Filemon, verstaande dat Paulus zelf daar zou komen, te minder dit hem zou weigeren.
|
|
53) | door uw gebeden |
|
Die gij voor mijn verlossing doet.
|
|
54) | zal geschonken worden. |
|
Dat is, zal van God uit genade verlost worden, en ulieden gelijk als uit den dood wedergegeven worden. Zie dergelijke wijze van spreken Hand. 27:24; Filipp. 1:25.
|
|
55) | met uw geest. |
|
Dat is, met ulieder geest. Zie Gal. 6:18; 2 Tim. 4:22.
|
|