1) | van het koninkrijk |
|
Zie boven, 2 Kron. 15:19.
|
|
2) | bouwde |
|
Dat is, sterkte, alzo boven, 2 Kron. 11:5, en 2 Kron. 14:6, en onder, 2 Kron. 16:5.
|
|
3) | Rama, |
|
Een stad, gelegen op een hoogte in den stam Benjamin, niet ver van Silo; Joz. 18:25.
|
|
4) | niemand toeliet |
|
Te weten, van de tien stammen, waarover hij koning was; want dewijl velen zagen dat de oprechte godsdienst onder Asa opgericht was en dat de Heere met hem was, zijn er velen tot Asa naar Juda overgelopen. Velen kwamen ook naar Jeruzalem om op de feesten en anderszins God te dienen. Dit heeft Baesa hiermede willen beletten. Zie boven, 2 Kron. 15:9. Hebreeuws, om niet toe te laten den uitganger en inganger.
|
|
5) | uit te gaan |
|
Te weten, uit zijn koninkrijk naar Juda.
|
|
6) | in te komen |
|
Te weten, van Juda in zijn land.
|
|
7) | Damaskus |
|
Hebreeuws, Darmesek.
|
|
8) | Daar is een verbond |
|
Anders, daar zij een verbond, enz., als tussen, enz.
|
|
|
|
9) | maak uw verbond |
|
Dat is, breek den vrede, dien gij met hem hebt, en doe hem oorlog aan, opdat hij mij met vrede late.
|
|
10) | aftrekke. |
|
Hebreeuws, optrekke.
|
|
11) | Ijon, |
|
Zie van deze stad en de volgende, 1 Kon. 15:20.
|
|
12) | schatsteden |
|
Dat is, ammunitiesteden, zie 1 Kon. 9:19. Hebreeuws, schathuizen der steden.
|
|
13) | gans Juda, |
|
Dat is, die tot den stam van Juda behoorden. Zie 1 Kon. 15:22.
|
|
14) | van Rama, |
|
Dat is, met welke de koning Israëls Rama sterken wilde. Alzo in het volgende, het hout daarvan.
|
|
15) | hij bouwde |
|
Namelijk, de koning Asa; 1 Kon. 15:22.
|
|
16) | Geba |
|
Namelijk, Geba Benjamins, 1 Kon. 15:22; zie aldaar de aantekening.
|
|
17) | Mizpa. |
|
Zie Richt. 11:11.
|
|
18) | ziener |
|
Zie van dezen naam boven, 2 Kron. 9:29.
|
|
19) | Hanani |
|
Deze was de vader van den profeet Jehu, onder, 2 Kron. 19:2.
|
|
20) | uit uw hand |
|
Want anderszins zoudt gij beiden, zowel den koning van Syrië als van Israël, overwonnen hebben, gelijk gij de Moren gedaan hebt. Anders, ontgaan, onttrokken. Waarvan de zin zou zijn: Gij hebt verloren moeite en kosten gedaan, met de Syriërs tot uw hulp te roepen. Want ofschoon zij nu met hun inval den koning Baesa verhinderd hebben, in zijn fortificatie voort te gaan, nochtans, als zij zullen vertrokken zijn, zullen zij u niet helpen in den oorlog, dien Baesa tegen u hervatten zal. Zie het einde van 2 Kron. 16:9.
|
|
21) | een groot heir |
|
Hebreeuws, tot een heir, tot, of in menigte.
|
|
22) | met zeer veel |
|
Zie boven, 2 Kron. 14:9.
|
|
23) | ogen |
|
Versta, zijn voorzienigheid, waardoor Hij ziet en weet wat in alle landen geschiedt, niet alleen in het algemeen, maar ook in het bijzonder, achtnemende op een iegelijks doen. Zie gelijke spreuk Zach. 4:10.
|
|
24) | volkomen |
|
Hoedanig de volmaaktheid der vromen in dit leven is, zie 1 Kon. 8:61. Hiermede nu schijnt gezegd te zijn dat Asa's hart niet oprecht noch volkomen tot den Heere was, tegen hetgeen wij lezen 1 Kon. 15:14, en boven, 2 Kron. 15:17. Maar zie de vergelijking 1 Kon. 15:14.
|
|
25) | tegen u zijn. |
|
Te weten, van den koning Baesa. Zie 1 Kon. 15:16.
|
|
26) | het gevangenhuis; |
|
Hebreeuws, in het huis des omkerens, of uitroeiens; dat is, in den kerker, waar men die insloot, die uitgeroeid of gedood zouden worden. Hij achtte dat de profeet zijn koninklijke majesteit tekortgedaan en daarom den hals verbeurd had. Sommigen vertalen uit het stokhuis, waar men de gevangenen in den stok of boeien sloot. Hetzelfde woord staat ook Jer. 20:2, en 2Jer. 29:26.
|
|
27) | ontsteld; |
|
Hebreeuws, in ontsteltenis; te weten, door toornigheid. Zie van de eigen betekenis van dit woord, Gen. 40:6.
|
|
28) | onderdrukte |
|
Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk, iets of iemand in stukken stoten, te gronde werpen, vertrappen, verdrukken.
|
|
29) | eerste |
|
De eerste zijn goed geweest en prijswaardig; de laatste hadden grote gebreken en waren derhalve berispelijk. In het voorstaan van den zuiveren godsdienst was hij wel trouw en gestadig, maar zijn vertrouwen was klein op God, en zijn strafheid tegen enigen onder het volk groot.
|
|
30) | zocht hij |
|
Dat is, hij vraagde den Heere niet om raad door enigen profeet; hij vernederde zich niet door bekentenis van zijn zonden, hij steunde op den Heere niet en riep Hem niet aan naar behoren; maar hij verliet zich slechts op de medicijnmeesters en menselijke hulp.
|
|
31) | medicijnmeesters. |
|
Hebreeuws, in, of van de medicijnmeesters.
|
|
32) | graf, |
|
Hebreeuws, graven. Vergelijk 2 Kon. 22:20, en zie de aantekening.
|
|
33) | brandden |
|
Dat is, zij vereerden hem in zijn begrafenis met het branden van kostelijke en welriekende specerijen. Vergelijk onder, 2 Kron. 21:19; Jer. 34:5.
|
|