1) | is gekromd, |
|
Bel is de naam van den voornaamsten afgod der Babyloniërs; zie Dan. 1:2 in de aantekening. Als de stad Babel van de Perzen is ingenomen geweest, zo zijn ook de goden der Babyloniërs verstoord en als gevankelijk naar Perzië gevoerd geworden.
|
|
2) | Nebo |
|
Nebo is ook de naam van een afgod bij de Babyloniërs.
|
|
3) | hun |
|
Te weten der Babyloniërs.
|
|
4) | afgoden |
|
Hebreeuws, smarten; omdat de afgoden dengenen, die hen dienen, smarten veroorzaken.
|
|
5) | zijn geworden |
|
Dat is, zij zijn geladen op de dieren en de beesten, namelijk, dat die hen in Perzië zouden brengen.
|
|
6) | uw opgeladen |
|
De zin is: de lastdragende beesten, die de Perzen gebruiken zullen om uwe afgoden te vervoeren, zullen er zo zwaar mede geladen zijn, dat zij er moede van worden zullen.
|
|
7) | Tezamen |
|
De zin is: Zij, te weten de afgoden van Babel, hebben niet kunnen beletten dat de Perzen een groten buit uit Babylonië uitvoeren zouden; ja zij moeten zelfs mede in de gevangenis, zulke fraaie en dappere goden zijn zij. Anderen verstaan het aldus: De lastdragende beesten, die de beelden droegen, waren daarmede zo overladen, dat zij krom en gebogen gingen.
|
|
|
|
8) | zij hebben den last |
|
Te weten de afgoden, of de Babyloniërs.
|
|
9) | zijzelven |
|
Hebreeuws, hunne ziel, zijzelven; alzo Jes. 47:14.
|
|
10) | zijn in de gevangenis gegaan. |
|
Dat is, zij zullen gevankelijk weggevoerd worden naar Perzië.
|
|
11) | gij die van Mij |
|
Dat is, voor wie Ik steeds zorg draag, wiens schut en scherm Ik altoos geweest ben. Zie Exod. 19:4; Deut. 1:31, en Deut. 32:11; Ps. 22:11 en Ps. 71:6.
|
|
|
|
12) | van den buik aan, |
|
Of, van [moeders] buik af. De zin is: Ik ben met u bezwaard geweest, als ene moeder met haar kind, en heb u beschermd en verzorgd van uw eersten oorsprong af.
|
|
13) | van de baarmoeder af. |
|
Dat is, zo haast als gij geboren zijt.
|
|
14) | tot de ouderdom |
|
Dat is, totdat gij oud en grijs zult geworden zijn.
|
|
15) | dragen; |
|
Gelijk ene moeder of voedster haar jong kind draagt; dat is, Ik zal u wel verzorgen.
|
|
16) | redden. |
|
Te weten uit de Babylonische gevangenschap, of uit allen nood.
|
|
17) | Zij |
|
Te weten afgodendienaars.
|
|
18) | verkwisten |
|
Of, zij verkwisten onnut. Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk het geld overvloediglijk verkwisten, als geen werk daarvan makende of hetzelve niet achtende; zodat hier te kennen wordt gegeven de dwaasheid der afgodendienaars en beroving hunner zinnen.
|
|
19) | de waag; |
|
Of, waagpen, evenaar, of tong der weegschaal.
|
|
20) | een goudsmid, |
|
Hebreeuws, een smelter; gelijk Jes. 41:7.
|
|
21) | tot een god, |
|
Dat is, tot een afgod.
|
|
22) | aan zijn plaats; |
|
Hebreeuws, onder zich.
|
|
23) | hem niet |
|
Te weten den afgodendienaar.
|
|
24) | hieraan, |
|
Of, aan dit, of van dezen.
|
|
25) | houdt |
|
Of, houdt u mannelijk, of zijt gefondeerd; ziet toe dat gij u niet laat bedriegen, noch bewegen of brengen tot den dienst der afgoden, door vrees of door het voorbeeld der Babyloniërs.
|
|
26) | brengt het |
|
Of, brengt het den overtreders weder in het hart.
|
|
27) | o gij overtreders! |
|
Die mijn verbond verlaat en u van de afgodendienaars laat verleiden.
|
|
28) | der vorige dingen |
|
Te weten de weldaden en wonderwerken, die Ik ulieden of mijne kerk eertijds bewezen heb.
|
|
29) | van oude tijden af, |
|
De rede zou aldus voller zijn: Die geschied zijn van oude tijden af.
|
|
30) | gelijk Ik; |
|
Of, mij gelijk.
|
|
31) | Die van den beginne |
|
Dat is, Ik die de toekomende dingen voorzeg lang tevoren eer zij geschieden, doende daarmede blijken dat Ik alleen de ware God ben.
|
|
32) | een roofvogel |
|
Versta Cores, die zo snellijk met zijn heirleger uit Perzië in Babylonië zal komen en hen beroven, alsof hij een snelvliegende roofvogel ware, en vloog.
|
|
33) | van het oosten, |
|
Te weten uit Perzië, dat de Babyloniërs tegen het oosten ligt.
|
|
34) | een man |
|
Dat is, een man, die mijn raadslag doe en in het werk stel, Babel verwoest, en mijn volk uit de gevangenschap verlos.
|
|
35) | geformeerd, |
|
Te weten in mijnen zin, of in mijn geheimen raad. Ik heb besloten, Ik heb het mij voorgenomen.
|
|
36) | gij stijven |
|
Of, gij stouten, stuggen, hardnekkigen, eigenzinnigen van harte, gij boosaardige Joden.
|
|
37) | gij, die verre |
|
Alsof God zeide: Gijlieden, die mijne genade gans onwaardig zijt, omdat gij de vroomheid en ware godzaligheid naar behoren niet behartigt.
|
|
38) | Ik breng |
|
Of, Ik zal brengen, of Ik heb gebracht, en aldus dikwijls bij de profeten, die vanwege de zekerheid hunner profetieën dikwijls van ene zaak, die nog aanstaande is, spreken alsof zij reeds voltrokken ware.
|
|
39) | Mijn gerechtigheid |
|
Dat is, het werk mijner gerechtigheid; te weten de verlossing van mijn volk uit de Babylonische gevangenschap en voorts door den Heere Christus uit hun geestelijke ellende. Zie boven Jes. 45:8.
|
|
40) | Mijn heil |
|
Dat is, de verlossing, die Ik mijn volk bewijzen zal, het uit de gevangenschap verlossende.
|
|
41) | aan Israël |
|
Dat is, zulk ene verlossing, door welke mijn volk Israël grotelijks zal verheerlijkt worden. Anders: [tot] mijne heerlijkheid, te weten door dit heerlijke werk der verlossing zal openbaar gemaakt en geroemd worden. Anders: om Israëls wil, dat mijne heerlijkheid is.
|
|