1)woord
Dat is, een leer en openbaring Gods, op dezen handel wel passende.
 
2)heimelijk
Hebreeuws, gestolen, of steelsgewijze gekomen; dat is, heimelijk en in het verborgen toegebracht om van mij waargenomen en wel bewaard te worden.
 
3)weinigje
Of, stukje.
 
4)gedachten
Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk takken; gelijk Jes. 17:6 en Jes. 27:11, maar hier wordt het genomen bij gelijkenis voor gedachten, gelijk onder, Job 20:2. Zie ook 1 Kon. 18:21, en de aantekening daarop; want gelijk de takken van den stam des booms voortkomen, alzo ook komen de gedachten voort van den zin of het hart des mensen.
 
5)van de gezichten
Of, uit de gezichten; dat is, die uit de gezichten des nachts voortkomen. Anders, naar de gezichten des nachts. Versta door deze, die des nachts den mensen in den slaap, of buiten denzelven vertoond worden. Zie van de gezichten Gen. 15:1, en Gen. 46:2.
 
6)Kwam mij
Welke pleegt te bejegenen dengenen, wien God, òf zelf, òf door zijne engelen verschijnt, om hem tot aandacht en eerbied te bereiden. Vergelijk Exod. 3:6, en de aantekening.
 
7)veelheid
Dat is al mijn beenderen.
 
8)ging
Alzo wordt het Hebreeuwse woord ook genomen onder Job 9:11,26, en Job 11:10.
 
9)geest;
Dat is, een goede engel des Heeren, om hem te verklaren hetgeen volgt, Job 4:17.
 
10)mijns vleses
Dat is, van mijn hoofd.
 
11)Hij stond,
Te weten, de geest.
 
12)daar was stilte,
Vergelijk hiermede 1 Kon. 19:12,13, en de aantekening daarop.
 
13)mens
Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk den mens, die vol zwakheid en boosheid en aan vele ellendigheden onderworpen is, na welke eindelijk de dood volgt.
 
14)zijn Maker?
Dat is, God, die hem gemaakt en geschapen heeft. Alzo Deut. 32:15, onder, Job 35:10; Spreuk. 14:31, en Spreuk. 22:2; Jes. 17:7; Hos. 8:14.
 
15)knechten
Versta, de heilige engelen, die voor hem staan om zijn wil uit te voeren; Ps. 103:20,21.
 
16)vertrouwen;
Dat is, Hij zou niet steunen op de kloekheid en de gaven, die in hen geschapen zijn, wanneer zij afgezonderd waren van de gedurige zorg en bewaring, waardoor Hij hen in hun staat onderhoudt. Gelijke manier van spreken is onder, Job 15:15.
 
17)klaarheid
Waardoor verstaan wordt de volmaaktheid der gaven en deugden, die God in de heilige engelen heeft geschapen. Want hoewel zij uitnemend zijn, zo zijn zij nochtans niet te vergelijken met de volmaaktheid des Scheppers, omdat zij zonder deze gedurige genade en kracht in zichzelven veranderlijk zijn. In welken zin Elifaz ook onder, Job 15:15, zegt dat de hemelen in de ogen des Heeren niet zuiver zijn; namelijk met zijn oneindige volmaaktheid vergeleken zijnde. Anders, en zijnen engelen zou Hij dwaasheid opleggen; dat is, Hij zou hen voor dwaas houden indien zij zich rechtvaardiger zouden houden dan God; gelijk Elifaz meende dat Job van zichzelven gezegd had. Of Hij zou hun dwaasheid kunnen toeschrijven, wanneer Hij van hen oordeelde naar hun natuur buiten zijn gave, waardoor Hij hen geduriglijk in hun staat onderhoudt; anders bevindt Hij dat zij wel tot zottigheid en onzinnigheid zouden kunnen vervallen; of, Hij zou hun dwaasheid kunnen toeschrijven in vergelijking van zijn oneindige wijsheid en majesteit.
 
18)op degenen,
Te weten, vertrouwt Hij, namelijk, God. Anders, hoeveel te meer, [verlegt Hij dwaasheid] op degenen, enz.
 
19)lemen huizen
Hebreeuws, huizen des leems. Versta door deze de lichamen der mensen, die oorspronkelijk uit aarde en slijk gemaakt zijn; Gen. 2:7; 1 Cor. 15:47. Zo worden ook de lichamen bij huizen en woningen vergeleken; 2 Cor. 5:1. Sommigen verstaan het van de aardse woning der mensen gesteld tegen de hemelse woningen der engelen.
 
20)worden verbrijzeld
Hebreeuws, verbrijzelen; dat is, verbrijzeld worden. Alzo onder, Job 7:3, hebben mij besteld, voor zijn, of worden mij besteld; en Job 34:20, nemen weg, voor wordt weggenomen; Spreuk. 6:30, verachten, voor veracht wordt; Luk. 12:20, zal eisen, voor zal geëist worden, enz.
 
21)voor de motten.
Hebreeuws, voor het aangezicht ener mot; dat is, zeer haastelijk, eerder en lichter dan een mot verteerd wordt, welke door een kleine aanwrijving verbroken wordt. De woorden voor het aangezicht betekenen hier niet de plaats, maar den tijd, gelijk Gen. 27:7, en Gen. 29:26, en Gen. 36:31. Anderen verstaan daardoor van de motten.
 
22)Van den morgen
Dat is, geduriglijk door, den gansen tijd huns levens worden zij door allerlei ellende en plagen verpletterd.
 
23)zonder
Dat is, zonder dat iemand zulks waarneme of enige remedie daartoe brenge. Hebreeuws, omdat niet is, die [zijn hart tot zich] stelt. Vergelijk Job 23:6, en zie deze manier van spreken in haar geheel boven, Job 1:8, en in de aantekening.
 
24)uitnemendheid
Versta hierdoor al hetgeen, waardoor de mensen hier onder elkander plegen uit te steken en verheven te worden.
 
25)met hen?
Of, die in hen is.
 
26)in wijsheid.
Dat is, zonder de ware kennis en vreze Gods, die het beginsel, ja de hoofdzaak is van de ware wijsheid; Spreuk. 1:7. Vergelijk Ps. 49:21.