1)welbehagen aan
Namelijk uit onwetenheid en een verkeerden ijver, menende daarmede Gode dienst te doen; Joh. 16:2; 1 Tim. 1:13.
 
2)dood. En er
Of, ombrengen.
 
3)verstrooid door
Dit wordt voornamelijk verstaan van de leraars, die te Jeruzalem benevens de apostelen waren, gelijk zulks afgenomen kan worden uit het einde van Hand. 8:1, en Hand. 8:4,5.
 
4)behalve de apostelen.
Namelijk als die bijzonderen last ontvangen hadden om te Jeruzalem te blijven; Hand. 1:4,8, totdat de leer des Evangelies daar genoegzaam bevestigd en verbreid zou zijn; Jes. 2:3.
 
5)droegen Stefanus
Namelijk uit de plaats waar Stefanus was gestenigd, geen gevaar ontziende, dat hun daarover zou mogen overkomen.
 
6)groten rouw
Namelijk naar de wijze der Joden, omtrent de begrafenissen van aanzienlijke personen, Gen. 50:10; Joh. 11:31, temeer omdat zij van harte bedroefd waren over het verlies van zulk een treffelijken man.
 
7)leverde hen over
Namelijk aan de oversten om door hen in de gevangenis geworpen te worden.
 
8)verkondigden het
Grieks Evangeliseerden.
 
9)Filippus kwam
Welke een was van de zeven diakenen, die te Jeruzalem tot verzorging der armen verkoren waren; Hand. 6:5; dan is na deze verstrooiing van God geroepen tot evangelist, om het Evangelie te Samaria en elders te prediken en de sacramenten te bedienen, en met wonderen het te bevestigen; Hand. 21:8; Ef. 4:11.
 
10)in de stad
Deze was de hoofdstad geweest van de tien stammen Israëls, gesticht door Amri of Omri, den zesden koning van Israël, 1 Kon. 16; daarna ingenomen van Salmanasser den koning van Assyrië, en met heidense inwoners bezet, 2 Kon. 17; en ten laatste van Hiran verwoest, en van Herodes wederom gebouwd, en Sebaste genaamd, ter ere van den keizer Augustus; Jozef. Antiq. lib. 13, cap. 18, en de bello, lib. 1, cap. 16. Of, in ene stad van Samaria.
 
11)Simon, was
Van dezen Simon leest men veel in de oude kerkelijke geschiedenissen, en inzonderheid dat hij de eerste sekte, namelijk de gruwelijke sekte der Simonianen, opgericht heeft onder de Christenen. Zie Euseb. Hist. Eccl. lib. 2, cap. 12, en lib. 4, cap. 21.
 
12)verrukkende de
Namelijk door de valse tekenen, die hij onder hen deed, gelijk de tovenaars in Egypte; Exod. 7:11. Zie Matth. 24:24, en 2 Thess. 2:9.
 
13)geloofde ook
Dat is, overtuigd zijnde door hetgeen hij hoorde en zag, bekende hij de waarheid des Evangelies, en voegde zich bij de gemeente; hoewel zijn geloof nochtans niet oprecht was, gelijk blijkt Hand. 8:21.
 
14)grote krachten,
Namelijk de tekenen door hem gedaan en alle geschapen macht ver teboven gaande; gelijk de tovenaars in Egypte ook eindelijk van Mozes bekenden; Exod. 8:19.
 
15)zonden zij tot
Namelijk om deze tedere gemeente door deze apostelen in het geloof te versterken, en alle behoorlijke orde onder hen te stellen.
 
16)den Heiligen
Namelijk zichtbaarder en op wonderbare wijze, gelijk in de eerste kerk dikmaals geschiedde; Hand. 10:45, en Hand. 19:6; 1 Cor. 14:27; want anderszins hadden zij alrede den Heiligen Geest ontvangen, alzo niemand in Christus geloven kan zonder den Heiligen Geest; Rom. 8:9; 1 Cor. 12:3.
 
17)in den Naam van
Door deze woorden wordt niet uitgedrukt de vorm van den doop, waarvan Christus spreekt Matth. 28:19, maar het einde waartoe de doop diende, namelijk om hun te betekenen dat zij door den doop Christus en Zijne gemeente werden ingelijfd; Rom. 6:3; Gal. 3:27.
 
18)de oplegging van
Deze oplegging der handen was een buitengewoon teken, waardoor de gave des Heiligen Geestes om wonderwerken te doen, te profeteren en met velerlei talen te spreken door de apostelen gegeven werd. Zie Hand. 6:6, en Hand. 19:6.
 
19)den Heiligen
Dat is, zodanige wonderbaarlijke gaven des Heiligen Geestes; 1 Cor. 12:4, enz.
 
20)zij met u
Dat is, verderve met u. Hetwelk een heilig dreigement is, waarmede hij te kennen geeft hoe zware zonde dit was, en welke straf te verwachten stond voor hem en dergelijken, die de geestelijke gaven of ambten met geld of giften zoeken te kopen, welke zonde, om de daad van dezen Simon, placht Simonie genaamd te worden.
 
21)dat de gave
Of, de gave Gods met geld te verkrijgen.
 
22)in dit woord:
Of, in, of aan deze zaak. Hebreën, namelijk der belofte van uitstorting des Heiligen Geestes, die den gelovigen van God gedaan was, Joël. 2 en elders.
 
23)recht voor God.
Dat is, oprecht, maar verkeerd en geveinsd.
 
24)misschien u
Dit zegt Petrus niet, omdat hij twijfelde of God hem zijne zonde zou vergeven, indien hij zich recht bekeerde, maar omdat hij twijfelde of hij zich oprecht bekeren zou, gelijk uit de volgende woorden blijkt.
 
25)bittere gal
Grieks gal der bitterheid; dat is, dat een zeer bitter en boos hart in u is, vol van ongerechtigheid; Deut. 29:18.
 
26)Bidt gijlieden
Hij veinst zich alsof hij zich wilde bekeren, uit vrees van het verderf, dat hem Petrus bedreigd had, Hand. 8:20.
 
27)welke woest is.
Grieks deze is woest. Alzo er twee wegen waren om van Jeruzalem naar Gaza te reizen, zo vermaant hem de engel, dat hij niet den meest gebaanden, maar den anderen, die woest was, door de gebergten zou heen reizen.
 
28)een kamerling,
Grieks Eunuchus; dat is, gesnedene, gelijk zodanige meest voor kamerlingen bij grote vorstinnen gebruikt werden. Hoewel dit woord ook mede genomen wordt voor allerlei grote heren, die in der koningen hoven dienen; Gen. 37:36; Esth. 1:10.
 
29)Candace,
Gelijk alle koningen in Egypte Farao genaamd werden, zo werden ook alle koningen van Ethiopië of Morenland, hetwelk meest door vrouwen geregeerd werd, Candacé genaamd. Zie Plinius lib. 6, cap. 29.
 
30)aan te bidden
Dat is, den godsdienst te plegen, die door God te Jeruzalem was opgericht, waarvan het aanbidden een der voornaamste delen was. Zie 1 Kon. 8:41.
 
31)Hoe zou ik
Namelijk alles verstaan wat ik lees. Want hoewel het Woord Gods in zichzelven klaar genoeg is, zoveel ter zaligheid nodig is, om van een ieder door de genade des Heiligen Geestes verstaan te worden, zo zijn er nochtans enige plaatsen zwaar om te verstaan, waartoe verklaring en uitlegging van node is. Waarom God benevens het lezen des Woords ook de predikatie en uitlegging daarvan heeft ingesteld; Hand. 17:11; Rom. 10:14; Ef. 4:11.
 
32)onderricht? En
Grieks op den weg leidt.
 
33)In Zijn vernedering
Hoe deze plaats op Christus past en met den Hebreeuwsen tekst overeenkomt, zie de verklaring Jes. 53:7.
 
34)Zijn geslacht verhalen?
Of, afkomst, of Zijns levens tijd. Sommigen verstaan dit van Zijn eeuwige geboorte uit den Vader; anderen van de menigte der gelovigen, die Hij door Zijn dood tot zich zou trekken; Joh. 12:32. Sommigen van de eeuwige kracht en gedurigheid Zijns levens, na Zijne opstanding en hemelvaart, Rom. 6:9; Hebr. 7:24, hetwelk met de volgende woorden, Jes. 53:10, best schijnt overeen te komen.
 
35)deed zijn mond
Van deze wijze van spreken zie Matth. 5:2.
 
36)de Zoon van
En derhalve de ware Zaligmaker, die ons door Zijn lijden en sterven van zonde en dood verlost heeft, volgens de vorige profetie. Zie dergelijke korte belijdenis Matth. 16:16.
 
37)met blijdschap.
Grieks zich verblijdende; namelijk uit een gevoel van de vergeving zijner zonden en van de werking des Heiligen Geestes in zijn gemoed; Rom. 5:1, enz.
 
38)werd gevonden,
Dat is, bevond zichzelven nedergezet.
 
39)te Azote;
Dit was ene stad in Palestina, van de Hebreën Asdod genaamd; waarvan zie Joz. 11:22.
 
40)Cesarea kwam.
Dit was ook ene stad in Palestina, tegen de zee gelegen, eertijds genaamd Turris Stratonis, van Herodes opgebouwd, en Cesarea genaamd, ter ere van den keizer Augustus. Zie breder de aantekeningen Hand. 10:1.