1)der
Zie boven, Gen. 17:8.
 
2)geschiedenissen.
Hebr. geboorten; dat is, hetgeen Jakob in zijn geslacht en nakomelingen wedervaren is. Zo wordt het Hebreeuwse woord somtijds genomen. Zie boven, Gen. 6:8.
 
3)kwaad gerucht
Dat is, wat zij kwaads mochten zeggen, of bedrijven, strekkende tot ontering van henzelven en het ganse huis.
 
4)des ouderdoms;
Omdat hij hem omtrent een en negentig jaren oud zijnde gewonnen had, alsook omdat hij de eerstgeborene uit Rachel was, dien zij na lange en verdrietige onvruchtbaarheid Jakob gebaard had; verg. onder, Gen. 44:20.
 
5)veelverwigen
Hebr. van verscheidene stukken, te weten, die van onderscheiden kleuren waren; verg. 2 Sam. 13:18.
 
6)vredelijk
Hebr. tot, of ten vrede; dat is, wat uit een zachtmoedig en vreedzaam hart voortgaande tot onderhouding van liefde en vrede diende.
 
7)haatten
Hebr. zij deden, of voegden toe, of, voeren voort hem nog, of, te meer te haten; alzo onder, Gen. 37:8; zij namen drie oorzaken om hem te haten. Eerst, omdat hij hun kwaad gerucht tot Jakob bracht, Gen. 37:2. Ten tweede, omdat de vader hem liever had dan zijn broeders, Gen. 37:4. Ten derde, om zijn dromen, die hij hun vertelde, hier Gen. 37:6, enz.
 
8)en ziet,
God heeft door dezen en den volgenden droom willen openbaren wat namaals geschieden zou, om te weten dat het niet bij toeval, maar door zijn regering geschiedde.
 
9)bleef ook
Anders, stond ook overeind.
 
10)en ziet,
Dit woordje ziet, gebruikt Jozef hier tot driemalen toe, daarmede tonende, dat deze droom hem zeer zeldzaam voorkwam, en zeer bewoog. Zie de vervulling daarvan onder, Gen. 42:6.
 
11)droom gedroomd,
Zie de vervulling hiervan, onder, Gen. 46:29, enz.
 
12)bestrafte
Meer om zijn andere zonen wat te verzachten, dan dat hij inderdaad op Jozef zou vergramd zijn; want hij bemerkte wel dat deze droom wat bijzonders, gelijk blijkt uit het volgende vs. Gen. 37:11, in had.
 
13)moeder, en
Versta, zijn stiefmoeder Lea of Bilha, Rachels dienstmaagd. Wil men het nemen van Rachel, zijn eigen moeder, die overleden was, het zal dan zijn, alsof Jakob zeide: zal uw moeder uit de doden opstaan, en zich voor u ter aarde buigen?
 
14)deze zaak.
Anders, dit woord; dat is, deze woorden. De zin is dat hij Jozefs dromen overlegde en in zijn hart opsloot, oordelende dat zij wat beduiden, en verwachtende wat met den tijd daarvan geworden zou; verg. Luk. 2:19.
 
15)Sichem.
Zie boven, Gen. 12:6. Omtrent deze plaats had Jakob tevoren een stuk land gekocht; boven, Gen. 33:19.
 
16)Zie, hier
Zie boven, Gen. 22:1, en de aanteek.
 
17)welstand
Hebr. vrede. Dit woord betekent allerlei welvaart der mensen, niet alleen in het algemeen, Lev. 26:6; 1 Kon. 2:33; Ps. 125:5; Jer. 29:7, maar ook in het bijzonder, ten aanzien van hun lichamelijke gezondheid en sterkte, 2 Sam. 18:32; Ps. 38:4, en Gen. 37:14; idem vanhun ziel, Num. 6:26; Jes. 48:22; Luk. 2:14; Joh. 14:27, mitsgaders van al hun goederen, roerende en onroerende; 1 Sam. 25:6; Job 5:24 en hier in de volgende woorden.
 
18)breng mij
Of, breng mij de zaak weder over, dat is, breng mij van alles bescheid.
 
19)Hebron,
Zie boven, Gen. 23:2.
 
20)Dothan gaan.
Een plaats, gelegen niet ver van Sichem en Samaria, waar met den tijd een stad gebouwd is, hebbende denzelfden naam, 2 Kon. 6:13.
 
21)sloegen zij
Het Hebreeuwse woord betekent, enig kwaad tegen iemand arglistiglijk uit te vinden, of praktizeren.
 
22)te doden.
Een bedroevend en deerlijk schandaal in Israëls huis; hoewel God, die uit de duisternis het licht trekt, het wonderlijk heeft geregeerd tot zijn eer en de voltrekking van zijn raad over Jakobs huisgezin; gelijk dit blijkt uit het volgende.
 
23)de een tot
Hebr. de man tot zijn broeder.
 
24)meesterdromer
Of, opperdromer. Hebr. meester der dromen. Zie boven, Gen. 14:13.
 
25)zullen zeggen:
Te weten, tot onzen vader en anderen. Aldus zoeken zij die schandelijke daad met een leugen te verbergen.
 
26)wat van zijn
Hebr. wat zijn dromen zijn zullen.
 
27)Ruben hoorde
Of, toen Ruben dat gehoord had, en zo vervolgens. Het schijnt dat Ruben, bemerkende dat zijn broeders Jozef wilden doden, deze manier in het voorafgaande vs. voorgeslagen, liever heeft willen toestaan, omdat hij voornemens was hem naderhand uit den kuil te verlossen, zoals in het volgende vs. verhaald is.
 
28)en verloste
Dat is, hij zocht hem te verlossen.
 
29)leven slaan.
Hebr. ziel; dat is leven. Hij wil zeggen, laat ons hem het leven met onze eigen handen niet benemen. Het woord ziel wordt aldus elders ook gebruikt. Zie boven, Gen. 19:17.
 
30)en legt
Dat is, doodt hem niet met eigen hand; zie dergelijke manier van spreken, boven, Gen. 22:12, alwaar de hand aan iemand te leggen, is hem te doden met zijn hand, gelijk Abraham voorhad met zijn zoon te doen. Dezelfde uitdrukking vindt men onder, Gen. 37:27, onze hand zij niet aan hem.
 
31)den veelverwigen
Zie boven, Gen. 37:3; waarom zij dit gedaan hebben, zie onder, Gen. 37:31.
 
32)En zij namen
Hoe zich Jozef in deze gelegenheid gedragen heeft, zieonder, Gen. 42:21.
 
33)om brood
Dat is, om hun maal te houden; zie boven, Gen. 31:54.
 
34)Ismaëlieten
Een volk, afkomstig van Ismael, den zoon van Abraham uit Hagar; van welks land men zien mag, boven, Gen. 25:18. Beneden worden ook genoemd Midianieten en Medanieten, Gen. 37:28,36, waaruit blijkt dat het een gezelschap geweest is van onderscheiden natiën, woonachtig in Arabië.
 
35)Gilead;
Zie boven, Gen. 31:21.
 
36)specerijen,
Het Hebreeuwse woord betekent in het algemeen allerlei soort van specerij.
 
37)balsem,
Anders, hars, terpentijn.
 
38)mirre,
Anders, mastik, of balsem; zie van deze specerij ook onder, Gen. 43:11.
 
39)Egypte.
Zie boven, Gen. 12:10.
 
40)bloed verbergen?
Dat is, zijn dood of moord. Aldus is het woord bloed genomen Deut. 17:8; 2 Sam. 1:16, en 2 Sam. 3:28.
 
41)onze hand
Zie boven, Gen. 37:22.
 
42)Midianietische
Een volk, afkomstig uit Midian, den zoon van Abraham uit Ketura; zie boven, Gen. 25:2, en Gen. 36:35.
 
43)twintig zilverlingen;
Hebr. twintig zilvers; dat is, omtrent vijf rijksdaalders (f 12. 50); zie boven, Gen. 20:16, en Gen. 23:15.
 
44)Als nu Ruben
Want hij had zich van zijn broeders verstoken, om Jozef daarna heimelijk uit den kuil te trekken; maar middelerwijl werd hij verkocht.
 
45)scheurde hij
Dit was een gebruik bij de ouden, wanneer hun iets zwaars en bedroevends voorkwam of wedervoer; zieonder, Gen. 37:34; Num. 14:6; 2 Kon. 19:1; Ezra 9:3; Job 1:20, en Job 2:12; Matth. 26:65.
 
46)De jongeling
Jozef was omtrent dezen tijd zeventien jaren oud; zie boven, Gen. 37:2.
 
47)waar zal ik
Ruben is zeer ontsteld, uit vrees voor zijn vader, diehem als den oudste, zonder twijfel, rekenschap zou afeisen over het verlies van Jozef, en dit hem te meer kwalijk afnemen omdat hij zich onlangs zeer vergrepen en zijn vader grotelijks vertoornd had; boven, Gen. 35:22.
 
48)en zij doopten
Niet twijfelende, of de vader zou daaruit oordelen dat Jozef door een wild dier verscheurd was, gelijk hij ook geoordeeld heeft; onder, Gen. 37:33.
 
49)voorzeker is
Hebr. is verscheurende verscheurd; dat is, gewisselijk en buiten allen twijfel, of, gans en ten enenmale verscheurd; zie boven, Gen. 2:16,17.
 
50)scheurde
Zie boven, Gen. 37:29.
 
51)zak om
Dat is, een zeer grof, slecht en onkostbaar kleed, [wel niet juist als een rechte zak], waarmede de ouden zich plachten te bewinden, als met een zak, tot bewijs van groten rouw en droefheid. Zie 2 Sam. 3:31; 1 Kon. 20:32, en 1 Kon. 21:27; Ps. 35:13; Klaagl. 2:10; Matth. 11:21.
 
52)bedreef rouw
Of, droeg; alzo 1 Sam. 15:35, en 2 Sam. 13:37.
 
53)vele dagen.
Dat is, langen tijd, meer dan men gewoon was te doen.
 
54)zijn dochteren
Zijn dochter Dina, zijn aangehuwde dochters en de dochters van zijn zonen.
 
55)maar hij
Niet dat Jakob geen geestelijken troost zou gehad of toegelaten hebben, maar dat hij uit menselijke zwakheid en de grootheid van zijn liefde tot Jozef, zijn rouw niet zo kon afleggen en matigen, of hij zou daarvan enig overblijfsel zijn levenlang behouden.
 
56)tot mijn zoon
Anders, om mijns zoons wil; verg. 1 Sam. 4:19,21; 2 Sam. 21:1.
 
57)graf nederdalen.
Het Hebr. woord betekent somtijds het graf gelijk hier en onder, Gen. 42:38, en Gen. 44:29,31; Ps. 6:6, en Ps. 16:10; Pred. 9:10; Jes. 38:18; idem allerlei grote diepten, of diepe, verborgen plaatsen; Job 26:6; Ps. 139:8; Amos 9:2; somtijds de hel, of plaats der verdoemden, gelijk Job 11:8; Spreuk. 15:11. Aldus kan het hier niet genomen worden; want Jakob geloofde het tegendeel van zijn zoon. Somtijds betekent het ook overgrote en uiterste benauwdheden, en het gevoel van Gods toorn, gelijk 1 Sam. 2:6; Ps. 18:6, en Ps. 86:13.
 
58)Medanieten
Zie boven Gen. 25:2.
 
59)hoveling,
Het Hebr. woord betekent eigenlijk een gesneden man, gelijk Jes. 56:3,4; en daarom ook een kamerling, omdat de kamerlingen der grote vrouwen gesneden waren, Esth. 4:4; voorts betekent het ook hovelingen of officieren in herenhoven, gelijk hier en onder, Gen. 40:2, en 2 Kon. 8:6.
 
60)der trawanten.
Die gesteld waren om de misdadigers op des konings bevel te straffen. Zie onder, Gen. 40:3; 1 Sam. 22:17; Mark. 6:27. Het Hebreeuwse woord betekent slachters van beesten en mensen.