1) | ontzondigen, en het verzoenen. |
|
Dewijl noch altaar, noch offerande, enige ceremoniele reinheid van zichzelven hadden, noch den onreinen aanbrengen konden, zo moest eerst alles door bloed daartoe gereinigd en ingewijd worden, afbeeldende de geestelijke reiniging onzer conscientiën, godsdiensten en van de hemelse dingen, door het dierbaar bloed van onzen Heere Christus, tot welks toepassing of toeëigening de dienstknechten van Christus, als zijne instrumenten, ons dienstig zijn door de zuivere predikatie van het heilige Evangelie van den gekruisigden Christus en de bediening der heilige sacramenten, gebeden, enz., gelijk de Levietische priesters deden in het ceremoniëel; zie Hebr. 9:9 tot Hebr. 9:24 toe; 2 Cor. 3:6, en 2 Cor. 4:5,7; Gal. 3:1, enz.; vergelijk boven Ezech. 40:49.
|
|
2) | bestelde plaats van het huis |
|
Of, bevolene.
|
|
3) | buiten het heiligdom. |
|
Vergelijk Hebr. 13:11,12.
|
|
4) | zout daarop werpen, |
|
Vergelijk Lev. 2:13; Num. 18:19; 2 Kron. 13:5; voorts Matth. 5:13; Mark. 9:49,40; Col. 4:6.
|
|
5) | zullen zij een var, |
|
Anders: gelijk zij, enz. zullen bereid hebben.
|
|
6) | handen vullen. |
|
Dat is, hem inwijden of heiligen, tot het heilig gebruik. Vergelijk Lev. 7:37, en Lev. 8:33, enz. Anders: zij zullen [een iegelijk] zijne handen vullen; dat is zichzelven heiligen, en tot het offeren op het altaar inwijden.
|
|
7) | uw brandofferen en uw dankofferen op het altaar zullen |
|
|
|