1)geschiedde
Zie de nadere verklaring van verscheidene duistere plaatsen van 1 Kron. 20, <a href="2sm_11.html#1" target="ktref">2 Sam. 11:1, enz., en 2 Sam. 12:26, enz.
 
2)uittrokken,
Te weten, te veld, met hun heirlegers.
 
3)Rabba;
De hoofdstad der Ammonieten. Zie 2 Sam. 12:26,29.
 
4)verwoestte ze.
Dat is, hij vernielde de stad en wierp haar te gronde.
 
5)En David
Zie 2 Sam. 12:27, enz.
 
6)en hij voerde
Hebreeuws, en den roof der stad voerde hij uit, gans veel, of die zeer veel was.
 
7)en met bijlen;
Anders, ja met zagen.
 
8)Gezer
Zie 2 Sam. 5:25, en 2 Sam. 21:18.
 
9)Sippai,
Hij wordt Saf genoemd, 2 Sam. 21:18.
 
10)Rafa was;
Zie Deut. 2:11.
 
11)zij werden
Te weten, de Filistijnen.
 
12)Jair,
Hij wordt Jaäre Oregim genoemd, 2 Sam. 21:19.
 
13)een zeer lang man,
Hebreeuws, een man van mate; dat is, waar veel aan te meten was, dat is, een zeer groot of lang man, gelijk Num. 13:31; 2 Sam. 21:20.
 
14)zijn vingeren
Dat is, hij had aan iedere hand zes vingers en aan iederen voet zes tenen, makende tezamen vier en twintig, zo vingers als tenen.
 
15)hij hoonde Israël,
Zie 1 Sam. 17:10.
 
16)Simea,
Anders, Samma, 1 Sam. 16:9.
 
17)zij vielen
Zie 2 Sam. 21:22.