1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66


1De last1) van Tyrus. Huilt, gij schepen2) van Tarsis!3) want zij is verwoest,4) dat er geen huis5) meer is, dat niemand er meer ingaat; uit het land Chittim6) is het aan hen openbaar geworden.
2Zwijgt,7) gij inwoners des eilands!8) gij,9) die de kooplieden van Sidon,10) over zee varende, vervulden,11)
3En wiens inkomst was het zaad12) van Sichor13) over de grote wateren,14) de oogst15) der rivier;16) en zij was de markt der heidenen.17)
4Word beschaamd, o Sidon!18) want de zee spreekt,19) ja, de sterkte der zee,20) zeggende: Ik heb geen barensnood21) gehad, ik heb ook niet gebaard, en ik heb geen jongelingen groot gemaakt,22) en geen jonge dochters opgebracht.
5Gelijk als geweest is de tijding23) van Egypte, zal men ook in weedom zijn,24) als men van Tyrus25) horen zal.
6Vaart27) over naar Tarsis, huilt, gij inwoners des eilands!28)
7Is dit29) uw vrolijk huppelende stad? welker oudheid wel van oude dagen af is; maar haar eigen voeten zullen haar verre wegdragen, om in vreemdelingschap30) te verkeren.
8Wie heeft dit beraadslaagd over Tyrus, die kronende stad,31) welker kooplieden vorsten zijn, welker handelaars32) de heerlijkste in het land zijn?33)
9De HEERE der heirscharen heeft het beraadslaagd, opdat Hij ontheilige34) de hovaardij35) van alle sieraad, om al de heerlijksten der aarde36) verachtelijk37) te maken.
10Ga door38) naar uw land, als een rivier,39) gij dochter40) van Tarsis! er is geen gordel meer.
11Hij heeft42) Zijn hand uitgestrekt43) over de zee,44) Hij heeft de koninkrijken beroerd;45) de HEERE heeft bevel gegeven46) tegen Kanaan,47) om haar sterkten te verdelgen.
12En Hij heeft gezegd:48) Gij zult niet meer vrolijk huppelen, o gij verdrukte maagd,49) gij dochter van Sidon! Naar Chittim toe,50) maak u op, vaar over; ook zult gij51) aldaar geen rust hebben.
13Ziet,52) het land der Chaldëen; dit volk was er niet; Assur53) heeft het55) gefondeerd voor degenen, die in de wildernissen woonden; zij richtten hun sterkten op, en bouwden hun paleizen, maar Hij54) heeft het tot een vervallen hoop56) gesteld.
14Huilt, gij schepen van Tarsis! want ulieder sterkte is verstoord.
15En het zal geschieden te dien dage, dat Tyrus57) zal vergeten worden zeventig jaren,58) gelijk eens konings59) dagen; maar ten einde van zeventig jaren zal in Tyrus60) als een hoerenlied zijn:
16Neem de harp, ga in de stad rondom, gij vergeten61) hoer!62) speel wel,63) zing veel64) liederen, opdat uwer gedacht worde!
17Want het zal geschieden ten einde van zeventig jaren, dat de HEERE Tyrus zal bezoeken, en dat zij wederkeren zal tot haar hoerenloon, en zij zal hoererij65) bedrijven met alle koninkrijken der aarde, die op den aardbodem zijn.
18En haar koophandel66) en haar hoerenloon zal den HEERE heilig zijn,67) het zal niet68) ten schat vergaderd noch opgesloten worden; maar haar koophandel zal wezen voor hen, die voor den HEERE69) wonen, opdat zij eten tot verzadiging, en dat zij durig70) deksel hebben.