1 2 3 4 5


1Mijn kinderkens, ik1) schrijf u deze dingen, opdat gij niet zondigt.2) En indien iemand3) gezondigd heeft, wij hebben een4) Voorspraak5) bij den Vader,6) Jezus Christus, den Rechtvaardige;7)
2En Hij is een verzoening8) voor onze zonden;9) en niet alleen voor de onze, maar10) ook voor de zonden der gehele wereld.11)
3En hieraan kennen wij, dat wij Hem12) gekend hebben, zo13) wij Zijn geboden bewaren.14)
4Die daar zegt: Ik ken Hem, en Zijn geboden niet bewaart, die is een leugenaar, en in dien is de waarheid niet;15)
5Maar zo wie Zijn Woord bewaart, in dien is waarlijk de liefde Gods16) volmaakt geworden;17) hieraan kennen wij,18) dat wij in Hem zijn.19)
6Die zegt, dat hij in Hem blijft,20) die moet ook zelf alzo wandelen, gelijk Hij gewandeld21) heeft.
7Broeders! Ik schrijf u geen nieuw gebod,22) maar een oud gebod, dat gij van den beginne gehad23) hebt; dit oud gebod is het woord, dat gij van den beginne gehoord hebt.
8Wederom schrijf24) ik u een nieuw gebod:25) hetgeen waarachtig26) is in Hem, zij ook in u27) waarachtig; want28) de duisternis29) gaat voorbij, en het waarachtige licht30) schijnt nu.31)
9Die zegt, dat hij in het licht is,32) en zijn broeder haat, die is in de duisternis33) tot nog toe.
10Die zijn broeder liefheeft, blijft in het licht, en geen ergernis is in hem.34)
11Maar die zijn broeder haat, is in de duisternis, en wandelt in de duisternis, en weet niet, waar hij henengaat;35) want de duisternis heeft zijn ogen verblind.
12Ik schrijf u, kinderkens,36) want de zonden37) zijn u vergeven om Zijns Naams wil.38)
13Ik schrijf u, vaders! want gij hebt39) Hem gekend,40) Die van den beginne41) is. Ik schrijf u, jongelingen, want42) gij hebt den boze overwonnen.43) Ik schrijf u, kinderen, want44) gij hebt den Vader gekend.45)
14Ik heb u geschreven, vaders, want gij hebt Hem gekend, Die van den beginne is. Ik heb u geschreven, jongelingen, want gij zijt sterk,46) en het Woord Gods47) blijft in u, en gij hebt den boze overwonnen.
15Hebt de wereld niet lief,48) noch hetgeen in de wereld is; zo iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders49) is niet in hem.50)
16Want al wat in de wereld51) is, namelijk de begeerlijkheid des vleses,52) en de begeerlijkheid der ogen,53) en de grootsheid des levens,54) is niet uit den Vader,55) maar is uit de wereld.56)
17En de wereld gaat voorbij,57) en haar begeerlijkheid;58) maar die den wil van God59) doet, blijft in der eeuwigheid.60)
18Kinderkens, het is de laatste ure;61) en gelijk gij gehoord hebt, dat de antichrist62) komt, zo zijn ook63) nu vele antichristen64) geworden; waaruit wij kennen, dat het de laatste ure65) is.
19Zij zijn66) uit ons67) uitgegaan, maar68) zij waren uit ons niet;69) want indien zij uit ons geweest waren, zo zouden zij met ons70) gebleven zijn;71) maar dit is geschied, opdat zij zouden openbaar worden, dat zij niet allen uit ons zijn.72)
20Doch gij hebt73) de zalving74) van den Heilige,75) en gij weet alle dingen.76)
21Ik heb u niet geschreven, omdat gij de waarheid niet weet,77) maar omdat gij die weet,78) en omdat geen leugen uit de waarheid is.79)
22Wie is de leugenaar, dan80) die loochent, dat Jezus is de Christus?81) Deze is de antichrist, die den Vader en82) den Zoon loochent.83)
23Een iegelijk, die den Zoon loochent, heeft ook den Vader niet.84)
24Hetgeen gijlieden dan85) van den beginne gehoord hebt, dat blijve in u.86) Indien in u blijft, wat gij van den beginne gehoord hebt, zo zult gij ook in den Zoon87) en in den Vader blijven.
25En dit is de belofte,88) die Hij ons beloofd heeft, namelijk het eeuwige leven.89)
26Dit heb ik u geschreven van degenen, die u verleiden.90)
27En de zalving, die91) gijlieden van Hem ontvangen hebt, blijft in u, en gij hebt niet van node, dat iemand u lere;92) maar gelijk dezelfde zalving u leert van alle dingen,93) zo is zij ook waarachtig,94) en is geen leugen; en gelijk zij u geleerd heeft, zo zult gij95) in Hem blijven.96)
28En nu, kinderkens, blijft in Hem; opdat,97) wanneer Hij zal geopenbaard zijn,98) wij vrijmoedigheid hebben,99) en wij van Hem niet100) beschaamd gemaakt worden101) in Zijn toekomst.
29Indien gij weet, dat Hij rechtvaardig is,102) zo weet gij, dat een iegelijk, die de rechtvaardigheid103) doet, uit Hem geboren is.104)