1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21


1Toen werden de mannen van Efraim bijeengeroepen, en trokken over naar het noorden;1) en zij zeiden tot Jeftha: Waarom zijt gij doorgetogen2) om te strijden tegen de kinderen Ammons, en hebt ons niet geroepen,3) om met u te gaan? wij zullen uw huis met u met vuur verbranden.
2En Jeftha zeide tot hen: Ik en mijn volk5) waren zeer twistig met de kinderen Ammons; en ik heb ulieden geroepen, maar gij hebt mij uit hun hand niet verlost.
3Als ik nu zag, dat gij niet verlostet,6) zo stelde ik mijn ziel in mijn hand,7) en toog door tot de kinderen Ammons, en de HEERE gaf hen in mijn hand;8) waarom zijt gij dan9) te dezen dage tot mij opgekomen, om tegen mij te strijden?
4En Jeftha vergaderde alle mannen van Gilead,10) en streed met Efraim; en de mannen van Gilead sloegen Efraim, want de Gileadieten,11) zijnde tussen Efraim en tussen Manasse, zeiden:12) Gijlieden zijt vluchtelingen van Efraim.13)
5Want de Gileadieten namen de Efraimieten de veren van de Jordaan af;14) en het geschiedde, als de vluchtelingen van Efraim zeiden: Laat mij overgaan; zo zeiden de mannen van Gilead tot hem:15) Zijt gij een Efraimiet?16) wanneer hij zeide: Neen;
6Zo zeiden zij tot hem: Zeg nu17) Schibboleth;18) maar hij zeide: Sibbolet, en kon het alzo niet recht spreken; zo grepen zij hem, en versloegen hem19) aan de veren van de Jordaan, dat te dier tijd van Efraim vielen twee en veertig duizend.
7Jeftha nu richtte Israël zes jaren; en Jeftha, de Gileadiet, stierf, en werd begraven in de steden van Gilead.20)
8En na hem richtte Israël Ebzan, van Bethlehem.21)
9En hij had dertig zonen; en hij zond dertig dochteren naar buiten,22) en bracht dertig dochteren van buiten in voor zijn zonen; en hij richtte Israël zeven jaren.
10Toen stierf Ebzan, en werd begraven te Bethlehem.
11En na hem richtte Israël Elon, de Zebuloniet, en hij richtte Israël tien jaren.
12En Elon, de Zebuloniet, stierf, en werd begraven te Ajalon,23) in het land van Zebulon.
13En na hem richtte Israël Abdon, een zoon van Hillel, de Pirhathoniet.24)
14En hij had veertig zonen, en dertig zoons zonen, rijdende op zeventig ezelveulens;25) en hij richtte Israël acht jaren.
15Toen stierf Abdon, een zoon van Hillel, de Pirhathoniet; en hij werd begraven te Pirhathon, in het land van Efraim, op den berg van den Amalekiet.26)