1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150


1Een lied Hammaaloth.1) Ik hef mijn ogen op naar de bergen,2) van waar mijn hulp komen zal.
2Mijn hulp is van den HEERE, Die hemel en aarde gemaakt heeft.
3Hij zal uw voet4) niet laten wankelen; uw Bewaarder5) zal niet sluimeren.
4Ziet, de Bewaarder Israëls zal niet sluimeren, noch slapen.
5De HEERE is uw Bewaarder, de HEERE is uw Schaduw, aan uw rechterhand.
6De zon zal u des7) daags niet steken, noch8) de maan des nachts.
7De HEERE zal9) u bewaren van alle kwaad; uw ziel zal Hij bewaren.
8De HEERE zal uw uitgang en uw ingang bewaren, van nu aan tot in der eeuwigheid.