1)opperzangmeester,
Zie Ps. 4:1.
 
2)scheminith.
Dat is, achtste. Sommigen houden het voor een achtsnarig spel, anderen voor zekeren toon der muziek of achste snaar, bij de muzikanten genoemd een octaaf; zie ook 1 Kron. 15:21.
 
3)kastijd
Verg. Jer. 10:24. Het Hebr. woord betekent niet alleen bestraffen, onderrichten, onderwijzen met woorden, maar dikwijls met slagen en plagen. Zie Spreuk. 9:7.
 
4)verzwakt;
Of, flauw, amechtig geworden.
 
5)hoe lange?
Versta: zult Gij uwe hulp uitstellen? hoelang zult Gij mij in deze ellende laten?
 
6)Keer weder,
Die Gij van mij schijnt gegaan te zijn, of mij den rug toegekeerd te hebben, omdat Gij mij nog niet verlost hebt.
 
7)doorknaagd
Of, uitgeteerd; gelijk Ps. 31:10. Verg. Job 17:7, Zie de aantekening bij Job 17:7.
 
8)verouderd,
Dat is, versleten, heeft afgenomen, is vergaan.
 
9)tegenpartijders.
Die lust en vermaak nemen in dit mijn lijden, en verlangen naar mijnen dood.
 
10)Wijkt
Hier en in het volgende openbaart David het geloof en vertrouwen van Gods genadige en gewisse verhoring.
 
11)ogenblik
Dat is, haastelijk, onvoorziens.