1) | onderwijzing |
|
Zie Ps. 32:1.
|
|
2) | opperzangmeester, |
|
Zie Ps. 4:1.
|
|
3) | machalath. |
|
Dit schijnt ook een naam te zijn van zeker muzikaal instrument niet ongelijk aan de nechiloth. Zie Ps. 5:1. Verg. onder Ps. 88:1.
|
|
4) | De dwaas |
|
Deze psalm komt overeen met den dertienden, uitgenomen enige verandering, die het den Heilige Geest beliefd heeft daarin te gebruiken. Zie de aantekening aldaar.
|
|
|
|
5) | gene |
|
Dat is, daar zij in het minste niet dachten dat iets hen verschrikken kon, en onverzulks onversaagd, stout en trots waren, of waar geen natuurlijke oorzaak was van vervaardheid; want op God dachten zij niet, die het hun nochtans doen zou. Verg. Lev. 26:36; Deut. 28:65; Job 15:21; Spreuk. 28:1.
|
|
6) | beenderen |
|
Gelijk dengenen geschiedt, die in een veldslag omkomen, of van wilde dieren verscheurd zijn, welker beenderen hier en daar verstrooid worden.
|
|
7) | u belegerde, |
|
De profeet spreekt de gemeente der gelovige aan, zichzelven insluitende.
|
|
8) | verworpen. |
|
Te weten, uwe vijanden en verdrukkers.
|
|
9) | verlossingen |
|
Dat is, volkomen verlossing; gelijk elders het getal van velen alzo genomen wordt. Hiervoor staat Ps. 14:7 verlossing, of heil, zaligheid, in het getal van een.
|
|