1)ging,
Namelijk om te gaan naar Bethanië, gelijk blijkt uit Mark. 13:3, en Mark. 14:3.
 
2)hoedanige stenen,
Dat is, hoe overgrote en schone stenen dit zijn, waar de tempel van gebouwd is; want die waren vijf en twintig kubieten lang, en acht hoog, en twaalf breed. Zie Josef. Antiq. lib. 15, cap. 14. Dit zeggen zij met verwondering.
 
3)steen op den anderen
Grieks, steen op steen niet gelaten worden.
 
4)afgebroken zal worden.
Grieks, losgemaakt.
 
5)alleen:
Of, bezijden af, of in het bijzonder.
 
6)deze dingen zijn?
Namelijk de verwoesting de stad en des tempels van Jeruzalem, en ook de voleinding der wereld. Zie Matth. 24:3.
 
7)onder Mijn Naam,
Of, in, op mijnen naam. Zie hiervan, en van het gehele antwoord van Christus, de aantekeningen Matth. 24:5.
 
8)in verscheidene plaatsen,
Grieks, van plaats tot plaats.
 
9)ziet gij voor uzelven toe;
Of, Wacht gij uzelven.
 
10)raadsvergaderingen,
Grieks, Synedria; zie daarvan Matth. 5:22, en Matth. 10:17.
 
11)zo zijt te voren niet bezorgd,
Zie hiervan de aantekingen Matth. 10:19.
 
12)de Heilige Geest.
Namelijk die in en door u spreekt, Matth. 10:20.
 
13)doden.
Of, ter dood brengen, doen doden.
 
14)allen, om Mijns Naams wil;
Dat is, van allerlei soorten van ongelovigen mensen.
 
15)gruwel der verwoesting,
Zie de verklaring Matth. 24:15.
 
16)waar het niet behoort,
Dat is, in de heilige plaats, rondom Jeruzalem; Matth. 24:15; Luk. 21:20.
 
17)het dak is,
Zie hiervan de aantekeningen Matth. 10:27.
 
18)op den akker is,
Of, in het veld.
 
19)terug, om zijn kleed te nemen.
Grieks, tot die dingen, die achter zijn.
 
20)die dagen zullen zulke verdrukking zijn,
Dat is, de ene verdrukking zal op de andere zonder rust volgen, zodat er anders niet dan enkel verdrukking zal zijn. Zie dergelijke manier van spreken Amos 5:20; Joël. 2:2.
 
21)der schepselen,
Grieks, des schepsels.
 
22)verkort had,
Zie hiervan de aantekeningen Matth. 24:22.
 
23)doen,
Grieks, geven.
 
24)na die verdrukking,
En nadat de tijden der heidenen ook zullen vervuld zijn, gelijk Lukas daar bijvoegt, Luk. 21:24.
 
25)bewogen worden.
Het Griekse woord betekent eigenlijke en geweldige beweging, gelijk als de zee op en neder door winden en stormen gedreven wordt.
 
26)uit de vier winden,
Dat is, uit de vier hoeken of gewesten der wereld, van het ene einde tot het andere.
 
27)teder wordt,
Of, sappig.
 
28)het nabij,
Namelijk het koninkrijk Gods, gelijk bij Luk. 21:31, uitgedrukt wordt.
 
29)dit geslacht
Namelijk des Joodsen volks, of dezer eeuw.
 
30)voorbijgaan,
Of, vergaan.
 
31)voorbijgaan;
Of, vergaan.
 
32)voorbijgaan.
Of, vergaan.
 
33)noch de Zoon,
Namelijk naar Zijn menselijke natuur en in den staat Zijner nederigheid, want naar Zijn godheid weet Hij alle dingen, Joh. 21:17, en na Zijne verhoging is Hem het boek der voorzienigheid Gods, met zeven zegelen verzegeld, nader geopend, Openb. 5:5,7,9.
 
34)Gelijk een mens,
Alzo zal het ook zijn met den Zoon des mensen.
 
35)macht gaf,
Namelijk om zijn huis en goed te regeren.
 
36)u zeg,
Namelijk tot u vieren, van welke staat Mark. 13:3.