1)schatkist werpen.
Zie van deze schatkist 2 Kon. 12:9; Matth. 27:6.
 
2)kleine penningen daarin werpen.
Of, kleintjes; zie van de waarde derzelve Mark. 12:42.
 
3)overvloed geworpen
Of, overschot.
 
4)tot de gaven Gods;
Dat is, tot andere gaven, die Gode gegeven of toegeëigend en in de schatkist bewaard werden.
 
5)van haar gebrek,
Dat is, van hetgeen zij zelve gebrek of van node had om te leven.
 
6)leeftocht,
Grieks leven. Zie Mark. 12:44.
 
7)begiftigingen versierd was,
Dit waren eigenlijk zulke giften, die in den tempel Gode geheiligd en tot sieraad opgehangen waren. Zie dergelijke 2 Kon. 11:10.
 
8)onder Mijn Naam,
Grieks in mijnen naam; dat is, mijnen naam zichzelven valselijk toeschrijvende.
 
9)Ik ben de Christus;
Grieks Ik ben; namelijk de Christus, gelijk uitgedrukt staat Matth. 24:5.
 
10)beroerten,
Het Griekse woord betekent zulke beroerten of verwarringen, waardoor gans niets in zijn stand of plaats gelaten wordt.
 
11)eerst geschieden;
Namelijk eer de stad en tempel van Jeruzalem zullen verwoest worden.
 
12)schrikkelijke dingen,
Zie hiervan den Joodsen historieschrijver Josefus, van de Joodse oorlogen, lib. 7. cap. 12.
 
13)geschieden.
Grieks zijn.
 
14)synagogen en gevangenissen;
In welke de gelovigen ook gegeseld werden, gelijk te zien is Hand. 5:40, en Hand. 22:19, en Hand. 26:11.
 
15)overkomen
Grieks afkomen, afdalen; dat is, gedijen, strekken.
 
16)getuigenis.
Namelijk zo van hunne wreedheid en hardnekkigheid, als van uwe standvastigheid in het belijden van mijnen naam en der waarheid mijner voorzeggingen.
 
17)Neemt dan in uw harten voor,
Grieks stelt, of zet dan in uwe harten.
 
18)mond en wijsheid geven,
Dat is, bekwaamheid en vrijmoedigheid in het spreken door mijnen Geest. Zie Mark. 13:11.
 
19)overgeleverd worden
Of, verraden worden.
 
20)haar uit uw hoofd zal verloren gaan.
Dat is, niemand zal u in het minste beschadigen kunnen zonder den wil uws hemelsen Vaders. Gelijke manier van spreken zie 1 Sam. 14:45; 1 Kon. 1:52.
 
21)dat zij in dezelve niet komen.
Namelijk in de stad Jeruzalem.
 
22)wraak,
Namelijk Gods, over de hardnekkigheid des Joodsen volks.
 
23)wee den bevruchten
Dit woord gebruikt Christus niet dreigende, gelijk Hij doet tegen de Farizeën, Luk. 11:42, enz., maar hen beklagende vanwege de zwarigheden, die alsdan zouden overkomen.
 
24)het land,
Grieks op de aarde.
 
25)scherpte des zwaards,
Grieks den mond.
 
26)totdat de tijden der heidenen
Namelijk bestemd tot de roeping der heidenen, Rom. 11:25, na welker vervulling die dingen geschieden zullen, die hierna volgen, of bestemd tot straf en wraak over de heidenen, wanneer de maat hunner zonden zal vervuld zijn.
 
27)groot geluid zullen geven;
Grieks weerklank.
 
28)het hart zal bezwijken
Of, de mensen den geest zullen geven, of mismoedig zullen worden.
 
29)het aardrijk zullen overkomen;
Grieks de bewoonde; namelijk aarde.
 
30)bewogen worden.
Namelijk op en neder, gelijk de baren van de zee. Zie Matth. 24:29.
 
31)grote kracht
Grieks vele.
 
32)heerlijkheid.
Namelijk in zijn hemelse majesteit, en vergezeld van de heilige engelen, Matth. 25:31.
 
33)ziet omhoog,
Of, richt u op; namelijk van vreugde en verlangen, Matth. 24:33.
 
34)uw verlossing nabij is.
Namelijk uw volkomen verlossing van alle kwaad, Rom. 8:23.
 
35)Koninkrijk Gods nabij is.
Namelijk der heerlijkheid. Zie 1 Cor. 15:24; 2 Tim. 4:18.
 
36)geslacht geenszins zal voorbijgaan,
Namelijk van het Joodse volk.
 
37)voorbijgaan,
Zie hiervan 2 Petr. 3:10.
 
38)zorgvuldigheden dezes levens,
Namelijk al te grote of onmatige, die de mensen verhindert op de toekomst van Christus te wachten.
 
39)op den gansen aardbodem gezeten zijn.
Grieks op het aangezicht der ganse aarde.
 
40)al deze dingen,
Dat is, al deze straffen en ellenden.
 
41)staan voor den Zoon des mensen.
Dat is, bestaan, en met vrijmoedigheid voor Hem verschijnen.