1) | antwoordde verder, |
|
Zie boven, Job 34:1.
|
|
2) | recht, |
|
Dat is, voor een goede en billijke zaak, die in het gericht verdedigd kan worden. Zie boven, de aantekening Job 34:4.
|
|
3) | Mijn gerechtigheid |
|
Dit had Job niet vormelijk zo gesproken, maar Elihu wil het uit zijn woorden besluiten, die hij daarom in Job 35:3 voortbrengt.
|
|
4) | hebt gezegd: |
|
Vergelijk Job 9:20, en Job 10:15.
|
|
5) | zou |
|
Te weten, uw gerechtigheid.
|
|
6) | u baten? |
|
Namelijk, uw persoon, o Job.
|
|
7) | daarmede |
|
Dat is, met mijn gerechtigheid en vroomheid. Job had zulks geklaagd uit ongeduldigheid, omdat hij, vroom zijnde, schrikkelijk geplaagd en wredelijk veroordeeld werd.
|
|
8) | u antwoord |
|
Te weten, met welke ik u wederleggen zal.
|
|
9) | uw vrienden |
|
Te weten, die tegen u gehandeld, doch u ten volle, niet beantwoord hebben. Evenwel, Elifaz had bijna hetzelfde, dat hier nu van Elihu voortgebracht wordt Job 35:6,7, tevoren gezegd, boven, Job 22:2,3. Sommigen duiden het op degenen, die het met Job hielden. Vergelijk Job 18:2.
|
|
10) | bovenste wolken, |
|
Zie Deut. 33:26.
|
|
11) | zijn hoger |
|
De zin is: Zijn de wolken hoger, hoeveel te meer God? Is God hoger, wat kunt gij Hem helpen met uw vroomheid, of schaden met uw zonde?
|
|
12) | wat bedrijft gij |
|
Te weten, waarmede gij Hem, dat is God, zoudt mogen beschadigen.
|
|
13) | wat doet gij Hem? |
|
Te weten, wat kwaad, schande, of nadeel.
|
|
14) | Hem, |
|
Versta, niet met al; dat is, Hij heeft geen voordeel of baat van uw gerechtigheid. Vergelijk Ps. 16:2, en Ps. 50:10,11,12.
|
|
15) | tegen een man, |
|
Te weten, om hem te beschadigen.
|
|
16) | voor |
|
Te weten, om hem voordelig te zijn en enige weldaad te bewijzen.
|
|
17) | mensen kind. |
|
Zie 1 Kon. 8:39.
|
|
18) | Vanwege |
|
Elihu schijnt hier te zien op de woorden van Job, boven, Job 24:12, welke hij ten onrechte alzo zou duiden, alsof Job daarmede God van ongerechtigheid beschuldigd had. Want Job had God zijn eer gegeven, Job 35:12, en den verdrukten de schuld opgelegd, Job 35:13.
|
|
19) | grootheid |
|
Dat is, groot geweld.
|
|
20) | zij de onderdrukten |
|
Te weten, de goddelozen.
|
|
21) | zij schreeuwen |
|
Te weten, de verdrukten.
|
|
22) | den arm |
|
Dat is, het geweld en den overlast. Vergelijk en zie boven, Job 22:8.
|
|
23) | groten. |
|
Dat is, der machtigen en geweldigen.
|
|
24) | Maar |
|
Elihu geeft reden waarom de verdrukten in hun nood niet geholpen worden.
|
|
25) | niemand zegt: |
|
Te weten, dergenen, die onderdrukt worden. Hebreeuws, maar hij zegt niet.
|
|
26) | mijn Maker, |
|
Hebreeuws, mijne Makers, in het getal van velen. Vergelijk Gen. 20:13; idem, zie boven, Job 32:22.
|
|
27) | die de psalmen geeft |
|
Dat is, die in den nacht zelf, als men ligt om te rusten, den mensen door zijn weldaden oorzaak geeft van zingen. Vergelijk Ps. 42:9.
|
|
28) | Die ons geleerder |
|
Dat is, die ons met rede, verstand en wijsheid begaaft boven de onredelijke dieren, zodat wij Hem recht behoren te kennen en in den nood te zoeken.
|
|
29) | Daar |
|
Te weten, in hun nood, als zij verdrukt worden.
|
|
30) | roepen zij; |
|
Te weten, tot God.
|
|
31) | hoogmoed |
|
Dat is, het trots geweld dergenen, van wie zij verdrukt worden. Hoewel hun roepen niet vergezelschapt was met godvruchtigheid, gelijk het volgende verklaart; zie ook boven, Job 35:9,10.
|
|
32) | ijdelheid |
|
Dat is, de ijdele mensen, die ledig zijn van het rechte geloof en de ware godvruchtigheid. Alzo snoodheden voor snode mensen, Ps. 12:9; bedrog voor bedriegers, Spreuk. 12:24; valsheid voor valschaard, Spreuk. 17:4; begeerte voor begerige, Spreuk. 21:26. Zie ook boven, Job 24:20, en de aantekening op het woord onrecht.
|
|
33) | Dat gij |
|
Elihu keert zich tot Job, verhalende hetgeen hij gezegd had boven, Job 23:8,9. De zin is: Zo God der ijdele mensen gebeden niet verhoort, Hij zal ook niet aanzien degenen, die voorgeven dat zij God niet zien en Hem niet vinden kunnen, als zij in hun nood door het gebed tot Hem vlieden.
|
|
34) | daar is |
|
Dat is, hoewel gij meent dat u ongelijk geschiedt, daar is nochtans oordeel en gerechtigheid bij God, om met een ieder te handelen naar behoren. Hierom, werp u vertrouwen op den Heere, en wacht op een zalige uitkomst; Ps. 37:5,6,7, en Ps. 55:23.
|
|
|
|
35) | het niets is, |
|
Dat is, een zeer geringe straf, ten aanzien van hetgeen Job verdiend had. Elihu dit sprekende, keert zich tot de omstanders.
|
|
36) | Zijn toorn |
|
Dat is, Gods toorn.
|
|
37) | bezocht heeft, |
|
Zie Gen. 21:1.
|
|
38) | hem |
|
Te weten, God. Sommigen zetten Job 35:15 aldus: Maar omdat zijn toorn [Job] niet bezocht had, en hij in groten overvloed dien niet gekend had, enz. Verstaande dit van Jobs voorgaanden voorspoedigen staat, en dat hij derhalve uit ongewoonte van tegenspoed ongeduldig gesproken had.
|
|
39) | in ijdelheid |
|
Dat is, met onverstandigheid. Vergelijk boven, Job 27:12.
|
|