1)der priesters kocht
Versta, zulke personen, die van den godsdienst en de wijsheid der Egyptenaars hun werk hadden, die, daar zij hun onderhoud van den koning ontvingen, hun land niet behoefden te verkopen. Enigen zetten het over ambtlieden, omdat het Hebreeuwse woord [doch zelden] dit betekent. Zie boven, Gen. 41:45.
 
2)opdat gij
Hieruit is af te nemen dat dit geschied is in het laatste jaar van den duren tijd. Verg. de aantekeningen boven, Gen. 47:18.
 
3)delen zullen
Hebr. handen; dat is, delen, gelijk boven, Gen. 43:34.
 
4)leven behouden;
Hebr. levend gemaakt; dat is, in het leven behouden; aldus boven, Gen. 6:19, en Gen. 45:7; de Egyptenaars verklaren dat zij met de voorgeslagen conditie, van Farao's akkers te bebouwen, wel tevreden waren; en zij achtten dat hun nog grote beleefdheid of gunst geschiedde.
 
5)genade vinden
Zie deze manier van spreken, boven, Gen. 18:3.
 
6)knechten zijn.
Dat is, lijfeigenen.
 
7)een wet,
Of, inzetting, ordinantie, recht, wijze, gebruik.
 
8)tot op dezen
Dat is, welke wet nog tot heden toe duurt.
 
9)dat Farao het
Dat is, dat het land Farao's eigen zou zijn, met het vijfde deel der inkomsten.
 
10)zo leg
Zie boven, Gen. 24:2.
 
11)begraaf mij
Hij versterkt zich hiermede in het geloof aan Gods belofte, en wil door zijn exempel al de zijnen tot volharding in hetzelve vermanen. Insgelijkss deed Jozef, onder, Gen. 50:24,25.
 
12)hun graf
Te weten, in het graf van Abraham en Izak, in het land Kanaän, in de spelonk Machpela in Hebron; zie boven, Gen. 23:19, en Gen. 25:9, en Gen. 35:29.
 
13)hij zeide:
Namelijk, Jakob.
 
14)hij zwoer
Namelijk, Jozef.
 
15)boog zich
Te weten, voor den Heere; dat is, hij riep God aan, hem dankende voor de versterking zijns geloofs, die hij uit Jozefs belofte en eed verkregen had.
 
16)ten hoofde
Vanwege zijn zwakheid in het bed zittende, en niet kunnende opstaan, om staande of knielende te bidden.