1)na veertien jaren,
Namelijk boven de drie jaren, die hij in Arabië geweest is, Gal. 1:18, zijnde zeventien jaren na zijne bekering, en het een en vijftigste jaar na Christus' geboorte.
 
2)wederom naar Jeruzalem
De apostel is na zijne bekering ettelijke malen naar Jeruzalem gegaan; eerst als hij weder uit Arabië na drie jaren gekomen was, Hand. 9:26; Gal. 1:18; daarna brengende met Barnabas de collecte te Jeruzalem, Hand. 11:30 en Hand. 12:25, en als hij van de gemeente van Antiochië gezonden werd met Barnabas tot de synode van Jeruzalem Hand. 15:2, wederom Hand. 18:18, en eindelijk om der belofte wil, en om de collecte daar te brengen, wanneer hij daar gevangen werd, Hand. 21:15. Het schijnt dat de apostel hier spreekt van de reis, als hij naar de synode werd gezonden, die gehouden is in het zeventiende jaar na zijne bekering.
 
3)opgegaan met
Zo spreekt de Schrift, als men naar Jeruzalem toe reist, omdat het in de hoogte op bergen lag; gelijk daarentegen die van Jeruzalem kwamen, worden gezegd af te komen of te gaan. Zie Mark. 3:22; Hand. 18:22.
 
4)Titus medegenomen
Zie van hem Tit. 1:3. Deze schijnt hij medegenomen te hebben nog onbesneden zijnde, om alzo voor de valse broeders in hem te tonen de vrijheid van de wet der ceremoniën.
 
5)door een openbaring,
Namelijk Gods, die door zijnen Geest en in gezichten Paulus alleszins openbaarde, waar Hij zijn dienst wilde gebruiken. Zie Hand. 13:2, en Hand. 16:7,10, en Hand. 18:9, en Hand. 19:21, en Hand. 22:17, en Hand. 23:11.
 
6)stelde
Het Griekse woord betekent iemand enige zaak met onderlinge samenreding verhalen.
 
7)hun het Evangelie
Namelijk den apostelen en leraars, die te Jeruzalem waren. Dit geschiedde in het openbaar voor allen.
 
8)in het bijzonder
Namelijk om alzo te beter gelegenheid te hebben, om mijne leer van mij te verstaan en hunne overeenstemming met mij te betuigen.
 
9)in achting waren,
Namelijk van wege hunne gaven en aanzien in de gemeente, ouderdom, of, anderszins; en dienvolgens de bekwaamste waren om daarvan te oordelen. Deze worden genoemd Gal. 2:9.
 
10)tevergeefs zou
Dat is, zonder vrucht te doen onder de heidenen, hetwelk zou geschied zijn, indien hij de lasteringen der valse broeders hiermede niet had wederlegd en teniet gedaan.
 
11)lopen of
Dat is, den dienst des Evangelies volbrengen; ene gelijkenis van dergenen, die om strijd lopen in een loopbaan, om den prijs te winnen; 2 Tim. 4:7.
 
12)een Griek zijnde,
Dat is, van heidense ouders geboren en onbesneden.
 
13)genoodzaakt zich
Namelijk door de apostelen, die te Jeruzalem waren, alzo zij ook verstonden dat de besnijdenis nu afgedaan was. Doch waarom evenwel Paulus Timotheus heeft laten besnijden, zie Hand. 16:3.
 
14)En dat om
De apostel geeft hier reden, waarom hij Titus niet wilde laten besnijden, opdat de valse broeders, die de besnijdenis nog nodig hielden ter zaligheid, Hand. 15:1, in hunne dwaling niet zouden gestijfd, maar met de Christelijke vrijheid te beter bekend worden.
 
15)ingekropen
Dat is, die zich met bedrog en veinzing tot de gemeente der gelovigen begeven hadden.
 
16)valse broederen
Dat is, dragende wel den naam van broeders en gelovigen, maar inderdaad zijnde vijanden van de zaligmakende leer.
 
17)van bezijden
Dat is, met geveinsde nederigheid en belijdenis bedektelijk ingeslopen in de gemeente.
 
18)verspieden
Namelijk ten kwade, om heimelijk te vernemen of zij niet enige oorzaak zouden kunnen vinden, om ons te lasteren.
 
19)onze vrijheid,
Namelijk van de wet der ceremoniën, waaronder ook de besnijdenis was, om daaruit oorzaak te nemen van ons te lasteren.
 
20)in Christus Jezus
Dat is, door Christus ons verkregen, als hetgeen door de ceremoniën afgebeeld was, in Hem en door Hem vervuld is; Col. 2:17.
 
21)tot dienstbaarheid
Dat is, dat wij de Christelijke vrijheid verlatende, van het juk der ceremoniën, als ter zaligheid nodig, zouden onderwerpen.
 
22)niet een uur
Den zwakken Joden hebben de apostelen een tijdlang toegegeven in het onderhouden der ceremoniën, om hen te gewinnen, 1 Cor. 9:20,22, en allengskens te brengen tot kennis van de Christelijke vrijheid; maar dezen valsen broeders hebben zij den minsten tijd niet willen ontwijken of toegeven, om hen in hunne dwalingen en hardnekkigheid niet te stijven.
 
23)geweken
Ene gelijkenis, genomen van kampvechters of worstelaars, die hunne partij sterkelijk wederstaan en niet wijken. Zie de waarheid van dit zeggen Hand. 15:1,2, enz.
 
24)met onderwerping,
Dat is, dat wij hun zouden onderdanig zijn, of ons hun onderwerpen in het onderhouden der ceremoniën.
 
25)opdat de waarheid
Dat is, dit hebben wij niet gedaan uit hardnekkigheid of twistgierigheid, maar om de zuiverheid van de leer des Evangelies tegen hen te verdedigen en staande te houden in de gemeenten, voornamelijk van Galatië.
 
26)degenen, die
Dat is, de andere apostelen, die met rechten bij de gemeenten in grote achting zijn.
 
27)hoedanigen zij
Dat is, wat zij geweest zijn eer zij tot apostelen geroepen waren. Of, wat voordelen zij voor mij gehad hebben, eer ik tot een apostel ben geroepen geweest.
 
28)verschilt mij niet;
Dat is, daar is mij niet aan gelegen. Of, daar zie ik niet op. Of, dat verschilt niet van mijn doen en leren.
 
29)God neemt den
Van deze wijze van spreken, zie Matth. 22:16; Hand. 10:34. Dat is, in zaken van waarheid ziet God niet op enige uiterlijke voordelen of aanzien dergenen, die de waarheid leren, maar alleen op de zaak zelve.
 
30)hebben mij niets
Namelijk aangaande de leer des Evangelies, dat ik van hen iets zou geleerd hebben, hetwelk mij de Heere Christus zelf niet zou geopenbaard hebben.
 
31)daarentegen,
Dat is, zij hebben niet alleen in mijne leer niets berispt, maar ook daarentegen die voor goed en oprecht gekend.
 
32)zij zagen, dat
Dat is, bekenden, verstonden; gelijk Gal. 2:9.
 
33)der voorhuid
Dat is, der heidenen die onbesneden zijn, Gal. 2:8. Zie Rom. 2:26, en Rom. 3:30, en Rom. 4:12. Namelijk om hetzelve voornamelijk onder hen te prediken.
 
34)toebetrouwd was,
Namelijk van Christus zelf en God den Vader; gelijK Gal. 1:1.
 
35)der besnijdenis;
Dat is, der besneden Joden, om hetzelve onder hen te prediken. Zie Rom. 3:30, en Rom. 15:8.
 
36)(Want
De apostel wijst hier aan waaruit de apostelen gezien en bekend hebben, dat hem het Evangelie was toevertrouwd, namelijk uit de krachtige werking Gods door zijne predikatie tot bekering der heidenen.
 
37)Die in Petrus
Namelijk de Heere Christus, die den dienst van Petrus vergezelschapt heeft met de krachtige werking Zijns Geestes.
 
38)in mij
Of, door mij, dat is, door mijn dienst.
 
39)onder de heidenen);
Namelijk tot hunne bekering.
 
40)Jakobus, en
Zie van hem Gal. 1:19.
 
41)Cefas, en
Dat is, Petrus. Zie van dezen naam Matth. 16:18, en Joh. 1:43.
 
42)Johannes, die
Namelijk de zoon van Zebedeus, een broeder van Jakobus den Grote, die van Herodes is onthalsd; Hand. 12. Zie van hem Matth. 4:21, en Matth. 10:2, en Matth. 17:1.
 
43)pilaren te zijn,
Namelijk zo van het gezelschap der apostelen, als der gemeente, omdat zij door hun dienst de waarheid van het Evangelie standvastig voorstonden en staande hielden, en in het bijzonder in groot aanzien waren bij de gemeente, als een sieraad derzelve. Zie Jer. 1:18, Openb. 3:12.
 
44)de genade, die
Namelijk des apostelschaps, Rom. 1:4. Of de werken en vruchten der genade. Of, de gaven, als daar waren met vreemde talen te spreken, profetie, wonderwerken en dergelijke.
 
45)de rechterhand
Namelijk tot een teken en verzekering dat zij erkenden, dat wij met hem gemeenschap hadden, zo in den dienst van het apostelschap, als in de zuiverheid van de leer des Evangelies.
 
46)wij tot de heidenen,
Namelijk ik en Barnabas.
 
47)zij tot
Namelijk Petrus en de andere twee apostelen.
 
48)de besnijdenis
Dat is, tot de besneden Joden. Zie Gal. 2:7.
 
49)den armen zouden
Namelijk om voor hen ene collecte onder de gemeente uit de heidenen te verzorgen.
 
50)benaarstigd
Dit blijkt doorgaans ook in zijne zendbrieven, en voornamelijk Rom. 15:27; 1 Cor. 16:1; 2 Cor. 9:1.
 
51)Antiochie gekomen
Zie van deze stad Hand. 11:19.
 
52)in het aangezicht,
Dat is, in zijne en aller tegenwoordigheid, gelijk Gal. 2:14 verklaard wordt. Zie ook 2 Cor. 10:1.
 
53)te bestraffen was.
Dat is, verdiende bestraft te worden.
 
54)de andere Joden
Namelijk die Christenen geworden waren, en die de Christelijke vrijheid enigszins geleerd en gebruikt hadden.
 
55)veinsden met hem;
De apostel noemt deze daad van Petrus tweemalen in Gal. 2:13 ene veinzing, welke is als iemand anders doet of spreekt dan hij in zijn hart of gemoed gevoelt; hetwelk nimmermeer geoorloofd is te doen. Dit deden ook deze Joden, door het voorbeeld van Petrus verleid zijnde.
 
56)Barnabas mede
Van dezen, zie Hand. 11:22,30, en Hand. 13:1,2, en Hand. 15:2.
 
57)niet recht wandelden
Grieks de voeten niet recht stelden; dat is, gelijk als hinkten, niet rechtuit gingen om tot het doel en einde der Christelijke leer te komen; 1 Kon. 18:21; Hebr. 12:13.
 
58)naar de waarheid
Dat is, naar de zuiverheid; naar de ware leer des Evangelies, aangaande de Christelijke vrijheid.
 
59)in aller tegenwoordigheid:
Namelijk overmits hij openlijk voor allen zondigde en ergernis gaf; 1 Tim. 5:20.
 
60)naar heidense wijze
Dat is, allerlei spijs vóór dezen gegeten hebt, gelijk de Christenen, uit de heidenen bekeerd, ook doen, volgende de Christelijke vrijheid, Gal. 2:12.
 
61)noodzaakt gij de
Namelijk met uw kwaad exempel, hetwelk hen noodzakelijk moet bewegen om na te volgen, of omdat gij dezelve voor geen rechte Christenen schijnt te erkennen, zo zij, gelijk gij, zich aan de wet der ceremoniën niet onderwerpen.
 
62)naar de Joods wijze
Namelijk de wet der ceremoniën te onderhouden; hetwelk de Joden in het Oude Testament deden, en den bekeerden Joden, die de Christelijke vrijheid nog niet verstonden, voor een tijd nog toegelaten werd als een middelmatige zaak, om der stichting wil. Maar aangaande degenen, die uit de heidenen bekeerd waren, is in de synode van Jeruzalem goedgevonden, dat men hen daarmede niet zou bezwaren. Zie Hand. 15:10,28.
 
63)Wij zijn
Of, wij Joden van nature, en niet zondaars uit de heidenen, wetende, enz. Wij, namelijk, ik en ook gij, Petrus. Want de apostel verhaalt hier nog, hoe hij Petrus heeft aangesproken.
 
64)van nature Joden,
Dat is, van afkomst en geboorte, Rom. 2:17,28, en dus geboren onder de wet der ceremoniën.
 
65)niet zondaars
Dat is, niet van heidense afkomst, welke afgodendienaars waren en grote zondaren, vreemd van het verbond Gods. Zie Ef. 2:11. De apostel wil zeggen: Nademaal wij apostelen, die Joden zijn, onze rechtvaardigmaking niet zoeken in de werken der wet, maar in het geloof van Christus, zo moet men veel min de heidenen leren of noodzaken hunne rechtvaardigheid te zoeken in de onderhouding der wet; Rom. 3:9.
 
66)wetende, dat
Dat is, omdat wij het zekerlijk weten.
 
67)de mens niet
Wie, of hoe heilig hij ook zou mogen zijn.
 
68)gerechtvaardigd
Wat het zij gerechtvaardigd te worden, zie in de aantekeningen Rom. 3:20.
 
69)der wet,
Namelijk Mozes, zo der zeden als der ceremoniën.
 
70)maar
Of, dan, gelijk Matth. 12:4; 1 Cor. 7:17; Gal. 1:7; Openb. 21:27. Dat is, alleen door het geloof, gelijk de volgende woorden dat klaarlijk medebrengen.
 
71)door het geloof
Dat is, als wij met een oprecht en levend geloof de gerechtigheid van Christus aannemen; Rom. 3:24,28.
 
72)zo hebben wij ook
Dat is, dit is de oorzaak, waarom wij apostelen Christus met waar geloof aangenomen hebben. Want hadden wij door de wet kunnen gerechtvaardigd worden, zo zouden wij niet behoefd hebben tot Christus te gaan.
 
73)daarom dat uit
Dit bewijs is genomen uit de Schriftuur des Ouden Testaments, Ps. 143:2.
 
74)geen
Grieks niet zal gerechtvaardigd worden alle vlees; dat is, geen vlees; een Hebreeuwse wijze van spreken; gelijk Ps. 143:2; Rom. 3:20.
 
75)vlees zal gerechtvaardigd
Dat is, mens. Zie Gen. 6:12; Jes. 40:6.
 
76)Maar indien wij,
Hier spreekt de apostel nu verder de Galaten aan, en beantwoordt ene tegenwerping, die zij tegen de voorgaande leer zouden mogen voorwerpen; namelijk dat dezelve den mens zorgeloos maakt, tot zondigen aanleidt, en dat alzo Christus de mensen in het zondigen zou stijven. Van deze tegenwerping zie ook Rom. 3:31, en Rom. 6:1,2,3.
 
77)zondaars bevonden
Dat is, nog dagelijks zondigen.
 
78)is dan Christus
Dat is, en zal daaruit niet volgen dat dan Christus, enz.
 
79)een dienaar der zonde?
Dat is, dat deze leer van de rechtvaardigmaking des mensen zonder de werken der wet, alleen door het geloof van Christus, dienen zal en den mensen oorzaak zal geven om te vrijer te zondigen.
 
80)Dat zij verre.
Zie de aantekeningen op Rom. 6:2.
 
81)hetgeen ik afgebroken
Namelijk door mijn ernstige en gedurige vermaningen om de zonden te vlieden.
 
82)datzelve wederom
Namelijk door ene leer, die zulke vermaningen krachteloos zou maken en de mensen tot zondigen verwekken.
 
83)overtreder.
Namelijk van Gods bevel, en van de wetten der oprechtheid, die in een getrouw leraar behoort te wezen.
 
84)Want ik ben
Dat deze leer des apostels uit zichzelve de mensen tot zondigen niet verwekt, bewijst hij met zijn eigen voorbeeld, voorbijgaande de voorbeelden van anderen, omdat het kan gebeuren, dat deze leer van sommigen wel daartoe misbruikt zou worden. Doch hetgeen hij van zichzelven zegt, is ook waar in alle ware gelovigen.
 
85)door de wet
Dat is, door den dienst der wet.
 
86)der wet gestorven,
Dat is, ik heb door de wet geleerd dat ik een groot zondaar ben, naar de wet den vloek en dood onderworpen, en dat de gerechtigheid, die de wet eist, in mij niet is, en dienvolgens dat de wet mij in den dood laat.
 
87)Gode leven zou.
Dat is, een nieuw en heilig leven zou leiden, dat Gode behagelijk is, volgens zijne geboden, en overzulks niet der zonde. Zie Rom. 6:11.
 
88)met Christus gekruist;
Hoe dit te verstaan is, zie Rom. 6:6, waar hetzelfde gezegd en nader verklaard wordt.
 
89)ik leef, doch
Namelijk nu waarlijk een geestelijk leven.
 
90)niet meer ik,
Namelijk zodanig als ik was vóór mijne bekering en wedergeboorte.
 
91)maar Christus leeft in
Namelijk door Zijn Heiligen Geest, door welken Hij mij geleidt in de wegen Gods en mij vruchtbaar maakt tot goede werken.
 
92)in het vlees leef,
Dat is, in dit mijn natuurlijk leven; hetwelk hij onderscheidt van het geestelijke.
 
93)dat leef ik door het
Dat is, hoewel ik mijne zwakheden in datzelfde vlees heb, zo geheel en vertrouw ik dat de Zoon Gods voor dezelve door Zijn dood voldaan heeft; die mij ook door Zijnen Geest levend maakt.
 
94)overgegeven heeft.
Namelijk in den dood; Rom. 4:25.
 
95)de genade Gods niet
Namelijk die door Christus geschied is, waarvan hij in Gal. 2:20 gesproken heeft.
 
96)te niet; want
Hetwelk geschiedt, wanneer men niet gelooft dat Christus volkomenlijk onze gerechtigheid is.
 
97)tevergeefs gestorven.
Of, om niet, dat is, zonder oorzaak, reden, nood, of vrucht; Joh. 15:25.