1) | Jonathans wil? |
|
Zie boven, 2 Sam. 1:26, en 1 Sam. 20.
|
|
2) | knecht, |
|
Een bezorger des huizes, als hofmeester, Gen. 15:2,3. Vergelijk onder, 2 Sam. 9:10.
|
|
3) | Ziba; |
|
Hebreeuws, Tsiba.
|
|
4) | Uw knecht. |
|
Dat is, ik ben Ziba, tot uw dienst.
|
|
5) | Gods weldadigheid bij hem doe? |
|
Zie 1 Sam. 20;14,15,16,17.
|
|
6) | geslagen is aan beide voeten. |
|
Gelijk boven, 2 Sam. 4:4; dat is, kreupel, gelijk onder, 2 Sam. 9:13.
|
|
7) | Lodebar. |
|
Gelegen over de Jordaan, in het land Gilead, niet ver van Mahanaïm. Zie onder, 2 Sam. 17:27.
|
|
8) | nam hem uit het huis van Machir, |
|
Dit is, liet hem halen.
|
|
9) | zekerlijk weldadigheid bij u doen, |
|
Hebreeuws, ik zal doende doen, enz.
|
|
10) | u |
|
En uwen zoon, onder, 2 Sam. 9:9,12.
|
|
11) | akkers van uw vader Saul |
|
Of, al het veld, land.
|
|
12) | wedergeven; |
|
Dewijl Isboseth en anderen van Sauls huis tegen David gekrijgd hadden, zo waren hun goederen aan den koning vervallen, die ze nu Mefiboseth wedergeeft.
|
|
13) | brood eten aan mijn tafel. |
|
Dat is, dagelijks bij mij eten en drinken, ter tafel bij mij gaan. Zie boven, 2 Sam. 3:35.
|
|
14) | doden hond, |
|
Een spreekwoord bij de Joden, waarmede iemands nietigheid en verachtelijkheid wordt uitgedrukt. Zie 1 Sam. 24:15, en onder, 2 Sam. 16:9. Vergelijk boven, 2 Sam. 3:8.
|
|
15) | jongen, |
|
Dat is, die Sauls knecht geweest was.
|
|
16) | zoon uws heren gegeven. |
|
Te weten, Mefiboseth; of gelijk sommigen, Micha [vs. 12]?, als die daarvan zou leven; maar hiermede was de vader niet uitgesloten, gelijk 2 Sam. 9:7.
|
|
17) | Ook zou Mefiboseth, |
|
Hij wil zeggen dat hij ook Mefiboseth zelf [indien het den koning had beliefd] aan zijn tafel zo wel zou getrakteerd hebben, alsof hij aan het hof ware. Anderen nemen dit voor de woorden van den koning, aldus: Maar Mefiboseth [zeide de koning] zal eten aan mijn tafel, als een van des konings zonen.
|
|
18) | die in het huis van Ziba woonden, |
|
Hebreeuws, alle, of, de ganse woning des huizes van Ziba.
|
|
19) | en hij was kreupel aan beide zijn voeten. |
|
Of, hoewel hij, enz.
|
|