1) | van twintig jaren, |
|
Van welke hij zeven overgebracht had in het bouwen van het huis des HEEREN, en dertien in het maken van zijn paleis.
|
|
2) | hem |
|
Hebreeuws, Salomo.
|
|
3) | gegeven had, |
|
Dat is, wedergegeven. Want Salomo had deze steden den koning Huram geschonken tot een erkentenis der diensten, die hij van hem ontvangen had; maar Huram daarin geen behagen hebbende, heeft ze Salomo wedergegeven, die daarna derzelve herbouwd heeft, en van de Israëlieten heeft laten bewonen. Zie 1 Kon. 9:11,12,13.
|
|
4) | Hamath- |
|
Zie #Num.13:21.
|
|
5) | zoba, |
|
Een landschap, zich strekkende van Batanea tot de Eufraat. Zie daarvan 1 Sam. 14:47; 2 Sam. 8:3.
|
|
6) | Thadmor |
|
Zie 1 Kon. 9:18, waar de naam is Tamor.
|
|
7) | schatsteden, |
|
Of, ammunitiesteden; alzo onder, 2 Kron. 8:6. Zie 1 Kon. 9:19.
|
|
8) | Hamath. |
|
Het land van Hamath; 1 Kron. 18:3.
|
|
9) | hoge Beth-horon |
|
Zie #1Kon. 9:17.
|
|
10) | Baalath, |
|
Zie 1 Kon. 9:18.
|
|
11) | wagensteden, |
|
Zie 1 Kon. 9:19.
|
|
12) | en in den Libanon, |
|
Zie 1 Kon. 7:2.
|
|
13) | Hethieten, |
|
Zie van deze volken Gen. 10:15,16, enz. en Gen. 15:19,20,21.
|
|
14) | hunne kinderen, |
|
Te weten, der voorgemelde volken.
|
|
|
|
15) | uitschot |
|
Versta, slaafse uitschot, 1 Kon. 9:21, en zie de aantekening. De zin is, dat zij den koning in zijne werken als lijfeigenen moesten dienen. Zie ook 1 Kon. 5:13,14. Anders, deed Salomo komen op tribuut; dat is, dwong hen schatting te betalen.
|
|
16) | bestelden, |
|
Versta, degenen, die over de werklieden gesteld waren, om over hun doen en arbeiden opzicht te nemen. Het Hebreeuwse woord is ook van andere oversten gebruikt. Zie 1 Kon. 4:5. Anders, bezettingen, of garnizoenen.
|
|
17) | tweehonderd en vijftig, |
|
Zie 1 Kon. 9:23.
|
|
18) | heilig zijn, |
|
Dat is, tot een rein, bijzonder en heilig gebruik moeten dienen, en niet tot de ordinaire bewoning der mensen die ze lichtelijk met hunne zowel morele als ceremoniele besmettingen zouden hebben kunnen ontheiligen.
|
|
19) | het voorhuis |
|
Hetwelk was tussen den tempel en het voorhof der priesters, dat is, voor aan den tempel. Zie 1 Kon. 6:3.
|
|
20) | naar den eis |
|
Dat is, in de offeranden, die naar de wet op zekere dagen gedaan moesten worden, elken dag derzelve onderhoudende. Hebreeuws, in het woord, of, de zaak, des daags op den dag, of, op zijn dag; gelijk in 2 Kron. 8:14. Vergelijk Exod. 5:13; 1 Kon. 10:25. De zin is dat hij de gezette dagen, in welke zekere offeranden geofferd moesten worden, naarstiglijk waargenomen en onderhouden heeft.
|
|
21) | zijns vaders Davids, |
|
Dat is, die David door de ingeving des Heiligen Geestes ingesteld had, 1 Kron. 28:19, mitsgaders door het beleid der profeten, onder, 2 Kron. 29:25.
|
|
22) | verdelingen priesteren |
|
Dat is, onderscheidene hopen en beurten. Zie van deze 1 Kron. 24, 1 Kron. 25, 1 Kron. 26. Zij waren van de priesters en Levieten. De priesters waren overpriesters, of gemene priesters. De Levieten dienden de priesters, of waren zangers, of deurwaarders, of schatbewaarders, of verzorgers van enige ordinaire of extraordinaire zaken.
|
|
|
|
23) | aan elke poort; |
|
Hebreeuws, aan de poort, en poort; dat is, aan elke poort. Zie Gen. 7:2.
|
|
24) | den man Gods. |
|
Zie Richt. 13:6.
|
|
25) | men week niet |
|
Of, daar werd niet geweken. Hebreeuws, zij weken niet. Zie Job 4:19.
|
|
26) | des konings |
|
Namelijk, Salomo's, die de ordinantie van God, door zijn vader David en andere profeten gegeven, juist wilde onderhouden hebben.
|
|
27) | aan de priesteren |
|
Dat is, hetwelk den priesters en Levieten gegeven en opgelegd was.
|
|
28) | alle zaken, |
|
Rakende meest de personen en ambten van den godsdienst.
|
|
29) | de schatten. |
|
Te weten, des tempels.
|
|
30) | tot den dag |
|
Anders, van den dag der grondlegging, enz., tot het volbrengen, enz.
|
|
31) | Ezeon-geber, |
|
Een haven, gelegen aan de Schelfzee, of Rode zee. Zie 1 Kon. 9:26.
|
|
32) | Eloth, |
|
Ook genaamd Elach, Deut. 2:8, en 2 Kon. 14:22. Zie aldaar de aantekeningen.
|
|
33) | oever |
|
Hebreeuws, lip.
|
|
34) | zee, |
|
Namelijk, der Schelfzee, of Rode zee, welverstaande aan derzelver inham, van de landbeschrijvers genaamd Sinus Elaniticus, of Arabicus.
|
|
35) | in het land |
|
Dat is, omtrent de palen des lands van Edom, dewijl de koning der Edomieten tot hiertoe zijn heerschappij heeft uitgestrekt.
|
|
36) | schepen, |
|
Hierdoor kan men verstaan de materialen, bereid tot schepen. Omdat men van Tyrus in de Rode zee met schepen niet kan komen dan door een zeer lange reis. Vergelijk 1 Kon. 9:26,27. Anderen verstaan dat hij wel schepen gezonden heeft met knechten naar Joppe, maar geen schepen om naar de Rode zee en naar Ofir te gaan.
|
|
37) | Ofir, |
|
Zie 1 Kon. 9:28.
|
|
38) | vierhonderd en vijftig |
|
Zijnde hieronder begrepen dertig talenten, die de uitreeding der schepen gekost had. Anders was het zuiver gewin maar vier honderd twintig talenten; 1 Kon. 9:28.
|
|
39) | talenten gouds, |
|
Zie van dezer gewicht Exod. 25:39.
|
|