1) | ouden man |
|
Dat het Griekse woord presbyteros hier in het algemeen moet genomen worden voor alle oude mannen, blijkt uit de volgende tegenstellingen.
|
|
2) | bestraf niet hardelijk, |
|
Het Griekse woord betekent eigenlijk iemand met woorden slaan.
|
|
|
|
3) | Eer de weduwen, |
|
Dat is, bevorder haar, doet haar alle hulp en bijstand, gelijk het navolgende vers 1 Tim. 5:4 vereist. Zie ook 1 Tim. 5:17.
|
|
4) | waarlijk weduwen zijn. |
|
Dat is, zonder kinderen of vrienden die haar kunnen helpen, of die van alle menselijke hulp ontbloot zijn, gelijk 1 Tim. 5:5 wordt verklaard.
|
|
5) | kinderen heeft, of |
|
Namelijk die tot hunne jaren zijn gekomen en middelen hebben om haar te helpen.
|
|
6) | die leren eerst aan |
|
Namelijk kinderen of kindskinderen. Anderen verstaan het van de weduwen, doch het getal van velen en het woord leren [hetwelk in het Grieks niet onderwijzen, maar zich laten onderwijzen betekent] en de Griekse woorden wedervergelding doen, strijden daartegen.
|
|
7) | hun eigen huis godzaligheid |
|
Dat is, hun eigen geslacht en navrienden.
|
|
8) | wedervergelding doen; |
|
Dat is, haar wederom helpen en voeden, gelijk zij de kinderen in hunne jonkheid hebben gedaan.
|
|
|
|
9) | alleen gelaten, die |
|
Dat is, zonder middelen of vrienden, die haar kunnen of willen helpen.
|
|
10) | hoopt op God, |
|
Namelijk alleen, die een vader is van weduwen en wezen; Ps. 68:6.
|
|
11) | blijft in smekingen |
|
Namelijk gelijk van Anna de profetes wordt verhaald; Luk. 2:36, enz.
|
|
12) | levende gestorven. |
|
Dat is, al leeft zij naar het lichaam, zo is zij geestelijk dood, gelijk Matth. 8:22.
|
|
13) | zo iemand de zijnen, |
|
Namelijk gezondheid en middel daartoe hebbende.
|
|
14) | verloochend, en is |
|
Namelijk inderdaad, al belijdt hij het nog met den mond. Zie Tit. 1:16.
|
|
15) | dan een ongelovige. |
|
Namelijk daar die ook naar de wet der natuur dit plegen te doen.
|
|
16) | gekozen worde niet minder dan van zestig jaren, |
|
Namelijk tot het ambt ener diakones welke in de eerste Kerk der gemeente diende onder zieke, vreemde en arme lieden, en die daarvoor door de gemeente, in den nood zijnde, werden onderhouden.
|
|
17) | ééns mans vrouw |
|
Niet dat de vrouwen veel mannen te gelijk hadden, maar dat door de echtscheiding, die in gebruik was, de vrouwen veel mannen, de een na den ander dikwijls hadden, die nog te zamen in leven waren, hetwelk door Christus wordt bestraft, Matth. 5:32; Mark. 10:12. Anderen nemen het voor ééne die maar eens getrouwd is geweest, doch dit strijdt met hetgeen Paulus zegt Rom. 7:1, enz., en 1 Cor. 7:39.
|
|
18) | voeten heeft gewassen, |
|
Gelijk dit in die warme landen veel gebruik was, waar de mensen blootvoets en alleen op zolen gingen, en derhalve vermoeid zijnde of van stof vervuild, zulke diensten tot verkwikking veel pleegden te gebruiken. Zie Joh. 13:5,14. en hierdoor wordt een voorbeeld van beleefdheid, allerlei zorg en dienst verstaan.
|
|
19) | nagetracht heeft. |
|
Grieks nagevolgd.
|
|
20) | neem niet aan; |
|
Of, verwerp, weiger. Namelijk te verkiezen in het getal der diakonessen. Want anderszins werden zij van het getal der leden van de gemeente niet verworpen, wanneer zij goed waren van leven, gelijk uit 1 Tim. 5:14 blijkt, en ook uit Rom. 7:3; 1 Cor. 7:39; tevoren aangetekend; en zelfs ook niet van de hulp der gemeente, wanneer zij die nodig hadden, en geen kinderen of vrienden hadden, die haar konden helpen, gelijk Paulus 1 Tim. 5:16 besluit.
|
|
|
|
21) | weelderig geworden zijn |
|
Dat is, in den dienst en onderhouding der gemeente nu wel gevoed en vleselijk gezind geworden zijn. Zie Openb. 18:7,9.
|
|
22) | tegen Christus, |
|
Dat is, zonder aanzien van den dienst, dien zij Christus en Zijne gemeente beloofd hebben.
|
|
23) | Hebbende haar oordeel, |
|
Of, hebbende schuld, dat is, hebbende een daad begaan die bestraffelijk is, en waarover zij te misprijzen of te blameren zijn. Anderen nemen het woord oordeel, voor veroordeling, of verdoemenis, en het eerste geloof voor het christelijke geloof, dat zij tevoren in den doop hadden beleden. Dan, waar Paulus hier van het huwelijk spreekt, hetwelk niemand in den doop verzegt, noch verlooft, zo wordt het hier bekwamelijk wat zachter genomen, voor misprijzen of blameren, gelijk uit 1 Tim. 5:14 ook af te leiden is.
|
|
24) | haar eerste geloof |
|
Dat is, hare eerste belofte of trouw; namelijk van zich zelf tot den dienst der gemeente te laten gebruiken, waartoe zij zich met haar ontijdig huwelijk onbekwaam maken. Want dat hierdoor gene bepaalde belofte van niet te trouwen verstaan wordt, blijkt uit hetgeen gezegd wordt 1 Tim. 5:14.
|
|
25) | meteen ook leren zij |
|
Namelijk enige anderen van deze jonge weduwen, die ten dienste der gemeente waren verkoren, onder den schijn van den een of den ander te gaan bezoeken, zijn tot zulke ijdelheid vervallen.
|
|
26) | Ik wil dan, dat |
|
Dat is, gebied, namelijk zo zij de gave van onthouding niet hebben; 1 Cor. 7:7,9.
|
|
27) | aan de wederpartij geven. |
|
Dat is, die vreemd zijn van het geloof en maar oorzaken van lasteren zoeken. Anderen nemen het voor den satan zelf.
|
|
28) | enigen hebben zich |
|
Namelijk van deze jonge weduwen, die daarover worden misprezen en van de gemeente min geacht.
|
|
29) | afgewend achter den satan. |
|
Dat is, zijn van het geloof afgeweken, en weder tot den satan gekeerd, dien zij tevoren dienden, namelijk uit spijt en schaamte, die zij vanwege hare verkeerde handeling in de gemeente leden. Anderen nemen het voor: de verzoeking des satans te hebben gehoor gegeven, en tot onkuisheid te zijn vervallen.
|
|
30) | weduwen heeft, dat die haar |
|
Namelijk in hun geslacht of onder hunne voorouders; versta, zo zij de middelen hebben om zulks te kunnen doen.
|
|
31) | zij degenen, die |
|
Namelijk de gemeente.
|
|
32) | waarlijk weduwen zijn, |
|
Dat is, zonder volwassen kinderen of kindskinderen, en van alle vrienden en hulp verlaten, gelijk 1 Tim. 5:5.
|
|
33) | dubbele eer waardig |
|
Dat is, meerder of overvloediger. Onder welke eer ook hun onderhoud verstaan wordt, gelijk de volgende verzen uitwijzen, en het woord eer bij de Hebreën zo gebruikelijk is. Zie Matth. 7:10,11, enz.
|
|
34) | voornamelijk die arbeiden |
|
Hieruit blijkt klaarlijk, dat er toen twee soorten van ouderlingen in de gemeente waren, namelijk enigen die in het woord arbeidden, en anderen die alleen tot de regering der gemeente gebruikt werden, gelijk die ook voorstaanders of regeerders worden genoemd; Rom. 12:8; 1 Cor. 12:28, en elders. Want dat sommigen dit alzo willen uitleggen, dat degenen die zich boven anderen wel kweten en naarstig waren in hunnen dienst met moeite en groten arbeid, verstaan zouden worden door de woorden arbeiden in het woord, is ongegrond, dewijl Paulus zulke leraars die zich niet geheel wel kweten, of slapper waren in hunnen dienst dan anderen, nimmer heeft geprezen, noch gezegd dat zij wel regeren, evenmin dat zij dubbele eer waardig waren.
|
|
35) | Een dorsenden os |
|
Zie hiervan de aantekeningen 1 Cor. 9:9.
|
|
36) | De arbeider is zijn |
|
Deze woorden worden gevonden Matth. 10:10.
|
|
37) | neem geen beschuldiging |
|
Dat is, veroordeel hem niet alleen niet zonder genoegzame getuigen, hetwelk aan niemand mocht geschieden, volgens de wet van Mozes, Deut. 19:15, maar neem zelfs geen beschuldiging aan om daarover te oordelen. De reden is, omdat zulken, die in dezen openbaren dienst der regering der gemeente zijn, daar zij een ieder moeten vermanen, en de ongeregelden bestraffen, licht tegen zich tegenzin en kwaadwilligheden kunnen verwekken, en dat zelfs het aannemen van de beschuldigingen om daarover te oordelen, een man verdacht maakt, en derhalve tot ergernis der gemeente en tot opspraak van dezelve strekt.
|
|
|
|
38) | Die zondigen bestraf in |
|
Namelijk onder de ouderlingen, als zij openbaar zondigen, of, wanneer zij genoegzaam overtuigd zijn. Want van dezen had hij pas gesproken; hetwelk nochtans op anderen ook kan en moet geduid worden, daar de redenen des apostels niet minder tegen die gelden. Zie Matth. 18:17.
|
|
|
|
39) | deze dingen onderhoudt, |
|
Namelijk die tevoren gezegd zijn, en hierna nog gezegd zullen worden; omdat zij de dienaren der gemeente aangaan gebruikt de apostel hier bij Timotheus een zo hoge betuiging.
|
|
40) | zonder vooroordeel, |
|
Of zonder dat gij den een hierin meer voordeel doet dan den ander, gelijk het Griekse woord prokrima meest betekent.
|
|
41) | toegenegenheid. |
|
Of, toeneiging; ene gelijkenis, genomen van de balans of weegschaal, waarin de ene schaal meer uitslaat dan de andere.
|
|
42) | haastelijk de handen |
|
Dat is, zonder behoorlijke en genoegzame beproeving van den persoon, zijn leven en zijn leer gedaan te hebben.
|
|
43) | aan anderer zonden; |
|
Dit kan verstaan worden òf van degenen die een onbekwaam persoon tot den dienst willen kiezen, òf van den persoon, die, onbekwaam zijnde, gekozen wordt.
|
|
44) | rein. |
|
Dat is, vrij van zulke zonden, of zonder schuld, gelijk dit Griekse woord hagnos ook gebruikt wordt 2 Cor. 7:11.
|
|
45) | alleen, maar |
|
Het woord alleen, is wel in den Grieksen tekst niet, maar moet noodwendig daarbij verstaan worden, gelijk het vervolg uitwijst. Want Paulus verbiedt hem niet water te drinken, maar niet alleen water.
|
|
46) | zwakheden. |
|
Namelijk waar gij soms in vervalt bij gebrek vaan genoegzaam steunsel, of voedsel.
|
|
47) | te voren openbaar, |
|
Namelijk eer zij tot den dienst verkoren worden, gelijk van Simon den tovenaar gezegd wordt; Hand. 8:18.
|
|
48) | tot hun veroordeling; |
|
Of, om hen te veroordelen; namelijk als onbekwaam tot den kerkedienst, dat is, om hen te verwerpen, of tot den dienst der gemeente niet te verkiezen.
|
|
49) | volgen zij na. |
|
Dit verstaan enigen aldus, dat sommiger ergerlijk leven of kwade leer tevoren genoeg bekend is, zelfs eer men daarover onderzoek doet, en zij derhalve zonder zwarigheid kunnen voorbij gegaan worden; maar sommigen zouden navolgen, dat is, eerst bekend worden, nadat behoorlijk onderzoek daarover gedaan is, en derhalve dat men naarstig onderzoek moet doen eer men verkiest. Anderen nemen voor bekend worden nadat zij al verkoren zijn, dewijl zij van tevoren zich, gelijk de geveinsden plegen te doen, voor enen tijd wel hebben geschikt, en dat daarom degenen die hen verkoren hebben aan zulke geheime zonden, als maar behoorlijk onderzoek gedaan is, gene schuld hebben.
|
|
50) | daar het anders mede gelegen is, |
|
Grieks die anders hebben; dat is, wier goede werken en bekwaamheid tot den dienst nog niet bekend zijn, maar bij gebrek aan gelegenheid, of vanwege kwade mensen verduisterd, die zal God te Zijner tijd wel aan het licht brengen. Zo wil dan de apostel dat men hierin ook naarstig onderzoek doe.
|
|