1)Jizreelietische;
Jizreël was een stad in den stam van Juda; Joz. 15:56.
 
2)Daniel,
Hij wordt Chiliab genoemd 2 Sam. 3:3.
 
3)Karmelietische;
Dat is, die geboortig waren van Karmel, een stad in Juda gelegen, Joz. 15:55, en 1 Sam. 27:3.
 
4)huisvrouw Egla.
Het woord huisvrouw, of het wel alleen hier staat, zo past het nochtans ook op de vrouwen in de naast voorgaande verzen genoemd.
 
5)Simea,
Anders, Schammua genoemd, 2 Sam. 5:14.
 
6)Bath-sua,
Deze wordt ook Bathseba genoemd, een dochter van Eliham, 2 Sam. 11:3.
 
7)Ammiel;
Anders, van Eliham; 2 Sam. 11:3.
 
8)Elisama,
Anders, Elisua; 2 Sam. 5:15.
 
9)Eljada,
Hij wordt Beëliada genoemd, 1 Kron. 14:7.
 
10)Thamar
Dit was de zuster van Absalom; 2 Sam. 13:1.
 
11)Salomo's zoon
Hier worden voortaan de koningen van Juda gesteld, die van Salomo gekomen zijn, tot op Jechonia.
 
12)Ahazia;
Hebreeuws, Achazjahu.
 
13)Amazia;
Hebreeuws, Amatsiahu.
 
14)Azaria;
Anders, Uzzija; 2 Kon. 15:30,34.
 
15)Hizkia;
Hebreeuws, Chizkiahu.
 
16)Josia.
Hebreeuws, Josijahu.
 
17)Johanan,
Hij wordt Joahaz genoemd, 2 Kon. 23:30; ook Salium, Jer. 22:11.
 
18)Jojakim,
Hij wordt ook Eljakim genoemd, 2 Kon. 23:34.
 
19)Zedekia,
Hebreeuws, Tsidkijahu. Hij wordt Mathania genoemd, 2 Kon. 24:17.
 
20)Jechonia
Hij wordt ook Jojachin genoemd, 2 Kon. 24:6, en door kleinachting Chonia; Jer. 22:24,28.
 
21)Zedekia
Deze zou, naar sommiger gevoelen, dezelfde Zedekia zijn, die in 1 Kron. 3:15 genoemd is de zoon van Josia en oom van Jechonia, 2 Kon. 24:17; maar hier genoemd een zoon van Jechonia, omdat hij hem in het koninkrijk gevolgd is, gelijk de kinderen hun vader in de erfgoederen volgen. Alzo zou ook Sealthiël een zoon van Jechonia genoemd worden, omdat hij hem in de vorstelijke regering als naaste erfgenaam, gevolgd is. En Jechonia zou te Babel zonder kinderen gestorven zijn, uit Jer. 22:30; en Sealthiël eigenlijk een zoon geweest zijn van Neri, van de nakomelingen van Nathan, den zoon van David, den broeder van Salomo, Luk. 3:27,31. Anderen zeggen dat deze Zedekia 1 Kron. 3:16 een ander is dan 1 Kron. 3:15 staat. Ten eerste, omdat in geen geslachtsregister aan een zoon twee vaders uitdrukkelijk worden toegeschreven; ten tweede, omdat de oom niet kan wezen de zoon van zijn neef, en dat [naar hun gevoelen] nog geen exempel in enig geslachtsregister is bevonden, waar het woord zoon [hoewel het anders verscheidenlijk gebruikt wordt] een navolger in de regering zou betekenen. Want Sealthiël, 1 Kron. 3:17, de zoon van Jechonia eigenlijk genoemd wordt, omdat hij van hem gegenereerd is, Matth. 1:12, en verscheiden is van een anderen Sealthiël, Luk. 3, die gegenereerd is van Neri, Luk. 3:27, zodat dezelfde namen geen zeker teken zijn van dezelfde personen, gelijk te zien is Luk. 3:24, vergelijk met Luk. 3:29, en 1 Kron. 6:7,9, vergelijk met 1 Kron. 3:11,12. Gelijk ook Jer. 22: aan Jechonia zaad wordt toegeschreven, Jer. 22:28,30, waartegen het Hebreeuwse woord Ariri [aldaar gebruikt] niet strijdt, hetwelk betekent ontbloot, somwijlen ten aanzien van kinderen, somwijlen ten aanzien van land en goed, dat is, uitgeworpen, hetwelk met Jer. 22:28 overeenkomt. Van deze beide gevoelens zal de verstandige lezer mogen oordelen.
 
22)Assir;
Anders, des gevangenen; hij is gevankelijk naar Babylon gevoerd; 2 Kon. 24:15.
 
23)Dezes zonen
Te weten, Sealthiëls.
 
24)vijf.
Hij wil niet zeggen dat deze vijf zijn geweest Zerubbabels zonen, zij zijn Mesullams zonen geweest, en Zerubbabel is hun bestevader geweest.
 
25)zes.
Onder deze zes moet Semaja zelf mede gerekend worden; Semaja was, eigenlijk te spreken, de zoon van Sechanja, de anderen waren zijn neven.
 
26)Hodajeva,
Hebreeuws, Hodojevahu. Behalve de bovenverhaalde eigennamen, die bij de Hebreën in hu uitgaan, zijn er nog vele in de Bijbelse historiën, welke altemaal aan te tekenen, te lang en den lezer verdrietig vallen zou.