1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28


1En als de dag van het Pinkster feest1) vervuld werd,2) waren zij allen3) eendrachtelijk bijeen.4)
2En er geschiedde haastelijk uit5) den hemel een geluid, gelijk als van een geweldigen, gedreven6) wind, en7) vervulde het gehele huis, waar zij zaten.
3En van hen werden8) gezien verdeelde tongen9) als van vuur, en10) het zat op11) een iegelijk van hen.12)
4En zij werden allen vervuld met den Heiligen13) Geest, en begonnen te spreken met andere14) talen, zoals15) de Geest hun16) gaf uit te spreken.17)
5En er waren Joden, te Jeruzalem wonende,18) godvruchtige mannen van allen volke dergenen, die onder den19) hemel zijn.
6En als deze stem20) geschied was, kwam de menigte samen, en werd beroerd, want21) een iegelijk hoorde hen in zijn eigen22) taal spreken.
7En zij ontzetten zich23) allen, en verwonderden zich, zeggende tot elkander: Ziet, zijn niet alle dezen, die daar spreken, Galileers?24)
8En hoe horen wij hen een iegelijk in onze eigen taal, in welke wij geboren zijn?
9Parthers, en Meders, en Elamieten,25) en de inwoners zijn van Mesopotamie,26) en Judea, en Cappadocie, Pontus en Azie.27)
10En Frygie, en Pamfylie, Egypte, en de delen van Libye, hetwelk bij Cyrene28) ligt, en uitlandse29) Romeinen, beiden Joden en30) Jodengenoten;31)
11Kretenzen32) en Arabieren, wij horen hen in onze talen33) de grote werken34) Gods spreken.
12En zij ontzetten zich allen, en werden twijfelmoedig,35) zeggende, de een tegen den ander: Wat wil toch dit zijn?
13En anderen,36) spottende, zeiden: Zij zijn vol zoeten wijns.37)
14Maar Petrus, staande met de elven, verhief zijn stem, en sprak tot hen: Gij Joodse mannen, en gij allen, die te Jeruzalem woont, dit zij u bekend, en laat mijn woorden tot uw oren ingaan.
15Want deze zijn niet dronken, gelijk gij vermoedt; want het is eerst de derde38) ure van de dag.
16Maar dit is het, wat gesproken is door den profeet Joel:
17En het zal zijn in de laatste39) dagen, (zegt God) Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees;40) en uw zonen en uw dochters zullen profeteren,41) en uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouden zullen dromen dromen.
18En ook op Mijn dienstknechten, en op Mijn dienstmaagden, zal Ik in die dagen van Mijn Geest uitstorten, en zij zullen profeteren.
19En Ik zal wonderen geven42) in den hemel boven, en tekenen op de aarde beneden, bloed en vuur, en rookdamp.
20De zon zal veranderd worden in duisternis, en de maan in bloed, eer dat de grote en doorluchtige dag des Heeren43) komt.
21En het zal zijn, dat een iegelijk, die den Naam des Heeren zal aanroepen,44) zalig zal worden.
22Gij Israëlietische mannen, hoort deze woorden: Jezus den Nazarener, een Man van God, onder ulieden45) betoond door46) krachten, en wonderen, en tekenen, die God door Hem gedaan heeft, in het midden van u, gelijk ook gijzelven weet;
23Dezen, door den bepaalden raad47) en voorkennis Gods overgegeven zijnde, hebt gij genomen, en door de handen48) der onrechtvaardigen aan het kruis gehecht en gedood;
24Welken God opgewekt heeft, de smarten49) des doods ontbonden hebbende, alzo het niet mogelijk was, dat Hij van denzelven dood zou gehouden worden.
25Want David zegt van Hem: Ik zag den50) Heere allen tijd voor mij; want Hij is aan mijn rechter hand, opdat ik niet bewogen worde.
26Daarom is mijn hart verblijd; en mijn tong verheugt zich; ja, ook mijn vlees zal rusten51) in hope;52)
27Want Gij zult mijn ziel in53) de hel niet54) verlaten, noch zult Uw Heilige55) over geven, om verderving te zien.56)
28Gij hebt mij de wegen des levens bekend gemaakt;57) Gij zult mij vervullen met verheuging door Uw aangezicht.
29Gij mannen broeders, het is mij geoorloofd vrij uit tot u te spreken van den patriarch58) David, dat hij beide gestorven en begraven is, en zijn graf is59) onder ons tot op dezen dag.
30Alzo hij dan een profeet was, en wist, dat God hem met ede gezworen had, dat hij uit de vrucht60) zijner lenden, zoveel het vlees61) aangaat, den Christus verwekken zou, om Hem op zijn troon te zetten;62)
31Zo heeft hij, dit voorziende, gesproken van de opstanding van Christus, dat Zijn ziel niet is63) verlaten in de hel, noch Zijn vlees verderving heeft gezien.
32Dezen Jezus heeft God opgewekt;64) waarvan wij allen getuigen zijn.
33Hij dan, door de65) rechter hand Gods verhoogd zijnde, en de belofte des66) Heiligen Geestes, ontvangen hebbende van den Vader, heeft dit uitgestort,67) dat gij nu ziet en hoort.
34Want David is niet opgevaren68) in de hemelen; maar hij zegt: De Heere heeft gesproken tot Mijn Heere: Zit aan Mijn69) rechter hand.
35Totdat Ik Uw vijanden zal gezet hebben tot een voetbank Uwer voeten.
36Zo wete dan zekerlijk het ganse huis Israëls,70) dat God Hem tot een Heere en71) Christus72) gemaakt heeft,73) namelijk dezen Jezus, Dien gij gekruist hebt.
37En als zij dit hoorden, werden zij verslagen in74) het hart, en zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat zullen wij doen mannen broeders?75)
38En Petrus zeide tot hen: Bekeert u,76) en een iegelijk van u worde gedoopt in den Naam77) van Jezus Christus, tot vergeving78) der zonden; en gij zult de gave des79) Heiligen Geestes ontvangen.
39Want u komt de belofte80) toe, en uw kinderen,81) en allen, die daar verre zijn,82) zo velen als er de Heere, onze God, toe roepen zal.83)
40En met veel meer andere woorden betuigde hij, en vermaande hen, zeggende: Wordt behouden84) van dit verkeerd geslacht!85)
41Die dan zijn woord gaarne aannamen,86) werden gedoopt; en er werden op dien dag tot hen toegedaan omtrent drie duizend zielen.87)
42En zij waren volhardende in88) de leer der apostelen, en in de gemeenschap,89) en in de breking90) des broods, en in de gebeden.91)
43En een vreze kwam over alle ziel; en92) vele wonderen en tekenen geschiedden door de apostelen.
44En allen, die geloofden, waren bijeen, en hadden alle dingen gemeen;
45En zij verkochten hun goederen en93) have, en verdeelden dezelve aan allen, naar dat elk van node had.
46En dagelijks eendrachtelijk in den tempel volhardende, en van huis tot94) huis brood brekende,95) aten zij te96) zamen met verheuging en eenvoudigheid des harten;
47En prezen God, en hadden genade bij het97) ganse volk. En de Heere deed dagelijks98) tot de Gemeente, die zalig werden.99)